Spast
Mijn dag was goed als ik Jan de Weert niet tegenkwam. Jan de Weert woonde bij zijn moeder, verderop aan dezelfde weg. Hij was al oud, minstens dertig of zo'n soort astronomisch hoge leeftijd. Hij was, zoals ik nu zou zeggen, spastisch. Soms, als ik op straat speelde, volmaakt gelukkig, zag ik hem om de hoek komen, leunend en wankelend op zijn wandelstok. Hij maakte groteske bewegingen, die op buigingen, leken, buigingen van links naar rechts, in het midden en achterover. Zijn armen zwaaiden breeduit en naar voren. En naar boven en onder. Het was alsof hij een ledenpop was, die iemand voortdurend door elkaar rammelde. Als hij naderde, vooral 's ochtends, als er een mist over het Groningerland hing en Jan de Weert onverwacht verscheen - oh gruwel! - dan was mijn dag bedorven. "Als er alleen maar geen Jan de Weert bestond," dacht ik dan.
Op een dag zeiden mijn vrienden: 'Kom kijken! Jan de Weert verdrinkt!' Met tegenzin holde ik naar een sloot verderop. De Messerschmidt was uitgegleden en achterstevoren te water geraakt. Ik zag hem en zijn vriendin daarachter, een grijze dikke vrouw, als twee kuikens in een ei, enigszins bedrukt vanuit het water naar boven kijken. Het wagentje gleed langzamerhand verder de sloot in. Omstanders probeerden iets met touwen en trekkers. Ik rende hard weg, maar dat hielp niet. Ik had een weeklang nachtmerries. Stel je voor, er is een leven na de dood en je komt voortdurend Jan de Weert tegen.
Reacties
Een reactie posten