zaterdag 28 juli 2012

Drank


Dit wordt het tweede weekend zonder alcohol. Ik dronk de afgelopen jaren alleen in het weekend en nu sla ik dus zelfs het weekend over, waardoor de flessen drank op het keukenkastje me zo langzamerhand verwijtend aan beginnen te kijken. 
De Calvados zegt ‘Wacht maar, vroeg of laat meld je je wel, Veldmannetje.’ 
De fles oude Rutte staat achteraan te monkelen. ‘Wat denkt hij dat hij er mee opschiet. Denkt hij dat hij gelukkiger wordt door niet te zuipen?’
‘Dat denkt -ie inderdaad,’ zegt de Courvoisier. ‘Maar nou moet hij andere hobby’s zoeken. En die heeft hij niet.’
‘Ja, Sudoku’s oplossen,’ zegt de goedkope whisky.
Alle flessen giechelen.
De cognac (VSOP) weet nog een nieuwtje. ‘Twee dagen geleden hoorde ik hem zeggen dat hij er niet veel aan vond. Het leven en zo.’
‘Kunstenaarspathetiek,’ zegt de Calva. ‘Writersblockverschijnselen.’
‘Over twee weken is het over.’ zegt de Oude Rutte. Die kan het weten, want die staat zich voor op de meeste ervaring. 'Dan haalt hij de schade dubbel en dwars in.'
Ik trek me niets aan van wat de flessen zeggen. Ik schilder het houtwerk van mijn huis, loop hard, bezoek de sportschool, ik doe mijn best. 
Ik doe mijn best.

(Plaatje: Boomerang)

dinsdag 24 juli 2012

Reis



Ik maak nooit lange reizen. Ik zie het nut er niet van in en dus vind ik het zonde van het geld. (Als ik dat had). Toch zou ik het nut er wel degelijk graag van inzien, maar zodra ik dan vakantiefoto’s bekijk met wéér die zelfgenoegzame grijnsgezichten voor wéér een exotisch landschap  ben ik er meteen helemaal klaar mee.
Thuisblijven is goedkoper, ik heb hier mijn boeken en er stroomt goed water uit de kraan.  
Laatst sprak ik een man, die me trots vertelde dat hij in Thailand en Venetie en Reykjavik en Peking en Guadaloupe is geweest. En waar al niet.  ‘Ik bekijk de hele wereldkaart en als er een plek is waar ik nog niet ben geweest, wil ik daar naar toe.’
‘Wat doe je dan in die oorden?’ vroeg ik.
‘Uitrusten,’ zei hij.
Dat vind ik stompzinnig. Thuis staat ook een bed.
‘Wanneer ben je met het reizen begonnnen?’ vroeg ik maar om het gesprek voort te zetten. Mijn vrouw liep verderop met de rest van het gezelschapje, met wie we een paar uurtjes optrokken.
‘Dat was toen mijn vriend nog leefde,’ zei hij. ‘We wilden samen alle landen van de wereld bezoeken. Toen hij overleed was ik van plan in mijn eentje het karwei af te maken. Ik had een goede baan, dus ik kon geld en tijd organiseren om zo’n twee keer per jaar een goede trip te maken.’
Hij keek erbij alsof hij vond dat hij alles goed voor elkaar had in het leven.
‘Ik ben er drie jaar tussenuit geweest,’ zei hij even later. ‘Ik heb een nieuw hart gekregen en het kostte veel tijd om te herstellen. Maar nu gaat het goed en ik ben blij dat ik weer kan. En omdat ik met ziekteverlof ben tot aan mijn pensioen kan ik nu drie keer per jaar!’
‘Maar zeg nou eens, wat vind je er nou zo geweldig aan?  Overtuig mij nou eens van het nut ervan. Je komt in vreemde streken, je ontmoet vreemde mensen. Práát je dan met die mensen?’
‘Nee, dat niet.’ zei hij.
‘Ga je die cultuur dan tot de bodem onderzoeken?’
‘Ik rust eigenlijk alleen maar uit.’
En na een poosje stilzwijgen zei hij ‘Reizen is vooral heel geweldig - omdat het héérlijk is.’

vrijdag 2 maart 2012

Lui

'Luiheid,' zei ik, 'is de grootste misdaad tegen de menselijke natuur.'
'Daar moet ik even over nadenken,' zei een van mijn gesprekspartners, Geert en Ingrid, twee mensen die in de wittebroodsweken van hun verkering zaten en alles mooi en goed vonden. We zaten in een café na een vergadering over het een en ander. Het was Ingrid, die het zei.
'Als we als soort lui waren geweest,' vervolgde ik, 'hadden we geen druiven geperst om wijn te maken, hadden we geen stenen gebakken om dit café te bouwen en hadden we de ambitie niet gehad om te vergaderen, en dus elkaar tegen te komen en dus hier te zitten.'
'Dat is waar,' zei Ingrid, 'maar...'- Ik hoorde Ingrid graag spreken. Ze had zo'n leuk Zweeds accent, hoewel ze in vijf jaar tijd al behoorlijk Nederlands had geleerd.
'Als je lui bent, doe je ook geen kwaad,' zei Geert. Hij rekte zich behaaglijk uit.
'Dat is het nu juist. Misdaad  is minder erg dan luiheid.'
'Dat meen je niet.'
'Jawel. Ik zal een voorbeeld geven. Stel, ik sta met mijn fiets voor een verkeerslicht. Als het groen zou zijn en ik kan doorrijden, doe ik dat. Dat kost geen energie. Maar is het rood, en ik wil doorrijden, dan moet ik opletten, scherp zijn kijken of ik niet in botsing kan komen met het andere verkeer, ik moet mijn oren en ogen gebruiken, ik moet kracht en behendigheid gebruiken.  Waarmee train je het menselijk vermogen meer? Met braaf voor groen te staan of knalhard door rood te rijden?'
'Goed, misschien heb je in dit geval gelijk,' zei Geert. 'Maar je kunt van oorlog toch moeilijk beweren dat at goed is voor ons.'
'Zeker beweer ik dat wel!' riep ik uit. 'Een oorlog haalt alles naar boven wat mensen in zich hebben. De  misdadigheid, die je onmogelijk lui kunt noemen, maar ook de fysieke kracht, bijvoorbeeld dat van de slachtoffers, die ondanks een ten dode opgeschreven lichaam toch proberen te overleven.  De moed van de moeders om ondanks alles hun kinderen te redden. De mensen worden er uiteindelijk niet vrolijker van, maar dat hoeft ook niet. Je laat als soort zien wat je waard bent, en daar gaat het maar om.'
'Je bent een cynicus. Je praat alle slechtigheid goed'
'Nee, ik keur het niet goed en ik keur het niet af. Evenals goedheid. Voor beide is energie nodig. Helden en schurken, daar hebben we het over. Ghandi net zo goed als Hitler. Mandela net zo goed als Saddam. Maar de luie mensen, die vergeten we. En terecht. Want luiheid, dat voelen we allemaal onbewust, is de grootste wandaad tegen de menselijkheid.'
'Pfff.' Geert en Ingrid zaten verslagen achter hun glazen wijn. Ze keken dof voor zich uit en zochten een manier om een einde aan dit onderwerp van gesprek te maken.
'Wat ga je morgen doen,' vroeg Ingrid.
'Helemaal niets,' zei ik.

woensdag 29 februari 2012

Klucht

Ik kijk naar een doos met oude toneelstukken. Jaren geleden, toen ik in de twintig was, struinde ik de bibliotheek in Groningen af naar kluchten. Die nam ik dan mee naar huis en kopieeerde ze bij 't Hartje op de Korreweg. Gaatjes er in, ringetje er door, klaar. Een stuk dat ik al jaren zocht, lag er bij (De Italiaanse strohoed, een klucht van Labiche, met de snelheid en de humor van Fawlty Towers) en een komedie van Tristan Bernard, Le petit Café;  diverse kluchten en komedies van Feydeau in vertaling - mooi spul allemaal. Ik herinner me dat ik niet was geïnteresseerd in het typisch Franse van dat soort stukken, ik was vooral benieuwd naar hoe die dingen in elkaar staken. Ik leerde later over Georges Feydeau dat hij een chagrijnige man was, die zijn kluchten sigarenrokend en koffiedrinkend in een café schreef. Hij lachte nooit, maar het publiek des te meer en hij zorgde er wel voor dat hij er behoorlijk aan verdiende.  Ik vond, en vind nog steeds, het werk geniaal. De geraffineerde opbouw van de scenes zijn nog steeds een voorbeeld. Exposé? - Een man ligt met een ontzettende kater in zijn werkkamer, onder de divan. Zijn vriend komt hem opzoeken. Humor komt van de bediende van de man, die al te doorzichtig het onverantwoorde gedrag van zijn baas probeert te verantwoorden. (O nee, hij drinkt alleen maar water - en dat lengt hij nog aan met melk ook!) Na verloop van tiojd word je als publiek ook nieuwsgierig naar wat er eigenlijk is gebeurd. Vooral dat heb ik geleerd: Eerst moet je publiek willen weten wat er aan de hand is, voor je vertelt wat er aan de hand is!
De doos ga ik bij het oud papier doen. Maar eerst scan ik de toneelstukken in op de computer, zodat ik tot in lengte van dagen mijn oorspronkelijke inspiratiebronnen ter beschikking heb.

dinsdag 28 februari 2012

Marjan 2

Ik had je beloofd met  met mijn bewerking van het lied Marie te komen. Eigenlijk zou ik 'm ook online willen voorspelen, maar ik mis de daarvoor benodigde apparatuur. En de nodige kennis. Vroeger vond ik de aanwezigheid van geluidstechnici, zoals Rolf en Louwrens en al die andere helden, maar vanzelfsprekend. Nu ik het thuis allemaal zelf zou moeten kunnen zit ik met de handen in het haar. Als er iets erg is aan Youtube filmpjes, dan zijn het filmpjes waar het geluid beroerd van is. Bij filmpjes denk je dat het beeld het belangrijkst is, maar dat is niet zo. Het geluid is het belangrijkst. Het beeld vult aan. Vandaar dus even geen Youtube filmpje van dit lied.

Als gezegd, ik wilde dat het zich in een Nederlandse setting afspeelde en herkenbaar zou zijn, niet als de zoveelste americana-poging, maar als iets dat dicht genoeg bij de werkelijkheid komt om een soort van waar te zijn.

Hier is -ie. Zeg maar wat je er van vindt.


Marjan

Ze hadden me weer opgelapt
En om tien uur was ik weer vrij
Ik zag Marjan op het winkelplein
Ze zei: ‘Drink alsjeblieft een van mij’
De wodka was best goed op zich
Maar de fles was heel gauw leeg
We liepen naar de supermarkt
Waar je zes blikjes voor vier euro kreeg

We dronken wat, we rookten wat
We kleumden in de kou
Er lag een beetje sneeuw op straat
De lucht was grijs en grauw
Ik vroeg Kunnen we niet ergens heen
Naar een dagopvang of zo
Marjan zei - daar mag ik niet meer naar toe
Maar als jij wil gaan - just go

We trokken samen op, die dag
De dagen daarop weer
We vroegen mensen om wat geld
En schaamden ons niet meer
Het vroor niet en het dooide niet
We hadden het stervenskoud
Als je gaat liggen vries je dood
Je wordt doodmoe als je sjouwt

Ik kocht een tweedehands gitaar
Marjan die zong er bij
Het klonk nog vrij behoorlijk ook,
Tenminste volgens mij
Soms hielden we wat over
Dan was het feest, en hoe
Marjan zei Ik ben zwanger,
Dus wat wil je dat ik doe

Dat leek me niet zo’n goed idee
Marjan zei Ik ben bang
Ik heb het niet op dokters
Dat gerommel met zo’n tang
Dus laat het maar gebeuren, he?
Misschien gaat het wel weg
Misschien heeft het geluk of zo
Waarschijnlijk heeft het pech

Twee jongens van een jaar of twaalf
Geen haar nog op de kin
Ze wilden haar twee tientjes en
Ze schopten op haar in
Ik riep van Hee wat moet dat
Ik ren achter ze aan
Marjan schudde van nee en zei
‘t Zijn kinderen - laat gaan.

Ik scharrelde wat bij elkaar
Ik kocht Marjan een jas
Ik zei Marjan blijf binnen
Als het weer eens rotweer was
De kou verdween, de regen kwam
Het najaar kwam met wind
De vroege sneeuwval daalde neer
Toen Marjan zei: Het begint

We gingen naar het ziekenhuis
Die dokters waren goed
‘t Is haast niet te geloven
Wat ‘t allemaal met je doet
Je dacht: alweer een kind er bij
In deze klerezooi
Maar als het in je armen ligt
Dan zeg je: God wat mooi.

Je had die oogjes moeten zien
Die knuistjes bij die mond
Marjan zei Alles zit eraan
En hij is ook goed gezond
Marjan haar bleke tronie
Vertoonde zelfs een lach
Hoewel ik ook het hopeloze
Van de toestand zag

Marjan ging naar de dagopvang
We gingen uit elkaar
Ik deed weer vreemd, k weet niet waarom
Verpatste mijn gitaar
Ik werd weer opgenomen
Na maanden kwam ik vrij
Veel mensen op het winkelplein
Marjan was er niet bij

Ik heb haar heus nog wel gezocht
Ik vond Marjan niet weer
Ik vond haar zuster en die zei
Marjan, die leeft niet meer
Ze wou niet binnen slapen
De kou heeft haar geveld
Waar of het kind gebleven is
Dat heeft ze niet verteld

Ze gaf me vijftig euro
Ze zei het beste maar
En als je wat voor haar wil doen
Ach, denk dan maar aan haar
Ik loop het hele land af nu
Ik slaap waar ik maar kan
En waar ik ben daar is, denk ik,
Een stukje van Marjan

maandag 27 februari 2012

Marjan 1

Klik op het plaatje voor link
Ineens zag en hoorde ik een liedje van Townes van Zandt. Deze zanger-innemer bewonderde ik al een hele tijd. Zoals je weet kan ik pas iets met muziek als het al minstens twintig jaar oud is. Alle muziek die jonger is snap ik niet. Laat me K-3 horen en ik begrijp er geen snars van. Laat me een willekeurig songfestival liedje horen van de laatste twintig jaar en ik zal niet weten waar ze het over hebben. Ook de meeste singer-songwriters gaan aan mijn begrip voorbij. Ik zie van die verwende jongens en meisjes die het klaarblijkelijk ergens moeilijk mee hebben, maar God weet wat. Wat ik bij de meeste liedjes mis is klaarheid en helderheid. Op de een of andere manier worden samengeraapte teksten uit zelfhulpboeken als doorvoeld en poëtisch gezien en misschien is dat ook wel zo, alleen bij mij duurt het twintig jaar voor ik de lol er er van snap.Ik ben nu pas aan Michael Jackson toe! (Hee, wat een leuke baslijn. Hee, wat loopt die tekst mooi door in de muziek. Hee, die blazerspartij is toch wel echt serieus funky)
Maar goed. Het liedje van Townes heet Marie. Hier een link. Het is het meest trieste liedje dat ik ooit heb gehoord.

Dat liedje nu heb ik teruggebracht naar de nederlandse situatie. Ik heb een nieuwe tekst gemaakt en misschien ga ik ook de melodie hier en daar veranderen. Die tekst laat ik jullie morgen lezen.

zaterdag 25 februari 2012

Monotoontje 5

Het succes van DE BREKER heeft iedereen verrast. Er hangt een grimmige sfeer op school.
Roeland Betjeman van Monotootje staat voor de deur van mijn vriend Kees.  Het regent.

‘In Godsnaam man,’ jammerde Roeland Betjeman. ‘Wat wil je nou?’

Kees had zijn hoed niet op omdat hij thuis was. Hij stond met zijn zij tegen de kleine radiator in de gang, terwijl Betjeman zo langzamerhand totaal doorweekt raakte. 

‘Wat ik wil,’ grinnikte Kees zonder het minste gebaar te maken die hem uit zou nodigen binnen te komen, 'is niks.' 

'Niks?' bibberde Betjeman. 'Jij bent onze krant aan het kapotmaken en je wil er niks mee?'

'Voor zover ik weet niet. Ik zou het niet weten. Hoezo?'

'Je bent niet op zoek naar een betere positie? Kunnen we op een of andere manier niet iets doen waardoor je bij ons comfortabel gaat voelen?'

Kees keek Roeland strak aan.

'Ik bedoel,' ging Roeland aarzelend verder, 'je bent  bij ons niet netjes behandeld, dat geef ik toe. We hebben de tijd en de sfeer op school misschien wat verkeerd ingeschat. Jij had gelijk, wij waren fout. Zou je niet weer zitting willen nemen in onze redactie?  We beloven dat je een behoorlijke stem in de besluitvorming gaat krijgen.'

'Tja,' zei Kees. Het regende al hard, maar nu scheurden de wolken helemaal open. Het waren geen druppels meer die vielen, maar het was alsof iemand een enorme kraan had opengezet. 'Ach, wat zal ik zeggen. Ik weet het niet.'

'Je weet het niet?'

'Nee. Ik bedoel - stel dat ik dat zou gaan doen, wat ik niet denk, waar blijven mijn vrienden dan?'

Roeland Betjeman slikte. 'Die doen gewoon met ons mee.'

'Hm,' zei Kees. Uit de lucht kwam donder en bliksem. 'Nou, ik weet het niet hoor.'

'Denk er alsjeblieft over na. God, man, ik sta hier te verkleumen. Mag ik alsjeblieft even naar binnen?'

'Dus je zegt dat onze redactie bij die van jullie moet komen,' zei Kees, zonder in te gaan op Roelands smeekbede om te schuilen.

'Jullie moeten niks. We vragen het jullie.'

'Dat zie ik niet zo zitten. Een paar van mijn vrienden zien sommige van jullie redactieleden niet zitten. Mijn beste vriend zegt dat die Mieneke een domme koe is en dat hij niet met haar in een ruimte wil zitten. Wat ik me trouwens erg goed kan voorstellen.'

Roeland Betjeman slikte. 'Dat is goed,' zei hij. 'Daar valt over te praten. Dat is voor ons een enorme klap, maar er valt ove te praten. In ruil daarvoor zou ik dan willen bedingen dat ik, terwille van de continuiteit, hoofdredacteur blijf.'

Kees glimlachte. Later vertelde hij me dat hij zin had Roeland keihard in zijn gezicht uit te lachen. Hij deed het alleen niet om het plezier te rekken. 'Nou, heb het er maar eens over met die suffe redactie van jou.'

*
De redactie van Monotoontje was, zoals gewoonlijk de laatste tijd, verdeeld. Natuurlijk, er bleven een of twee redactieleden vierkant achter hem staan, maar die zeiden dat met zoveel bravoure, dat Roeland, nog hoestend van de kou die hij in de regen had opgelopen, er niet zeker van kon zijn of hij hen kon vertrouwen. Er werd besloten Kees en zijn vrienden toe te laten tot de redactie. Mieneke nam huilend, schreeuwend, briesend, asbakkengooiend afscheid. Kees zou in naam assistent-hoofdredacteur worden, maar in feite volledige zeggenschap over de inhoud krijgen.

Al tijdens de eerste vergadering vond Kees dat Roeland procesvertragend werkte, en unaniem werd besloten dat Roeland zich maar een tijdje niet met de schoolkrant moest bemoeien. Dat brak Roelands hart. Hij had zich vanaf het begin enorm ingezet voor de schoolkrant, hij had Monotoontje van een doorsnee schoolkrantje succesvol tot een intellectueel hoger peil gebracht en nu werd hij de laan uitgestuurd. Het greep hem zo aan dat hij stopte met de school en zijn studie afmaakte in een kleinere stad. Later deed hij iets in de lokale politiek, waar hij een vrij kleurloos bestaan leidde.

Er kwamen twee nummers uit van het vernieuwde Monotoontje, met de nieuwe redactie. Daarna was voor Kees de lol er af.  Op de een of andere manier kon hij de geest niet terugvinden die ze in DE BREKER hadden aangeroepen. Monotoontje stierf een zielloze, onopgemerkte dood. De school pakte de draad weer op, de studenten waren de gebeurtenissen al gauw vergeten en voor zover er draden waren blijven liggen, werden die weer opgepakt. Als er, na een paar maanden al,  onder de radiatoren van de kantine een snipper papier werd gevonden, wist niemand meer waar die van was. Alles bleef bij het oude. Niemand miste de schoolkrant. 


Alleen de sfeer op school was op de een of andere manier voorgoed wat grimmiger geworden.


Einde

vrijdag 24 februari 2012

Monotoontje 4


Die dag lag de kantine bezaaid met papiersnippers. De vier versnipperaars knorden onophoudelijk. Studenten stonden in de rij om de nieuwe Monotoontje aan de vergetelheid toe te vertrouwen.  Kees stond er bij, met zijn hoed op. ‘Alles voor de kindertjes in Afrika,’ zei hij. De hoofdredacteur van Monotoontje, Roeland Betjeman, stond er op een afstand zwijgend naar te kijken. Hij zag hoe sommigen ook gelijk de oudere Monotoontjes maar meenamen, waren ze daar ook maar weer van af. Het deed pijn. Natuurlijk waren er ook studenten die de hele actie van mijn vriend Kees en zijn vrienden belachelijk vonden en niets met die brutale rotjongens te maken wilden hebben, maar zij waren helaas een minderheid. Die het nog moeilijk had ook, want ze werden op hun niet-actiebereidheid aangesproken. Men vond hun anti-snipperhouding asociaal. 
Zestig procent van de oplage verdween ongelezen in de blauwe afvalzakken. Maanden later, toen alles al lang achter de rug was, werden er nog snippers teruggevonden onder de verwarmingsradiatoren in de kantine.

De redactie van Monotoontje had een nieuwe strategie bepaald. Toen bleek dat DE BREKER niet met redelijke woorden te bestrijden was, besloot de redactie tot een stilte. De anders zo praatgrage redactieleden repten met geen woord over de hele kwestie, in de hoop dat DE BREKER het dan wel voor gezien zou houden.

Helaas. De nieuwe aflevering van DE BREKER kopte:

WAT SNEU! 
HEEFT MONOTOONTJE ZIJN MONDJE VERLOREN?


Daaronder een artikel waarin de redactieleden werden neergezet als 'bibberende geitjes, die in het warme huisje van hun moeder heel wat voor dachten te stellen', maar die door hete echte leven verpletterd werden.

DE BREKER werd hoe langer hoe populairder. Adverteerders begonnen uit zichzelf te vragen naar mogelijkheden om hun advertenties op de muurkrant te plaatsen in plaats van in het al tientallen jaren bestaande en gerenommeerde schoolkrant. Sommige redactieleden zeiden zachtjes tegen elkaar dat ze best ook wel voor DE BREKER wilden werken. De populariteit sprak ze aan. Kwaliteit is mooi, maar je moet natuurlijk wel gelezen worden, zo begin men te redeneren. En bovendien, is veel gelezen worden eigenlijk niet de definitie van kwaliteit? Op lerarenbijeenkomsten werd beschaafd gegniffeld om de streken van de jongens van DE BREKER. Vooral door de docenten die niet in de artikelen te grazen werden genomen. Gebezigde termen als 'Wat sneu!' werden niet alleen door de studenten overgenomen, je hoorde die kreet ook af en toe in de docentenkamer.

(Ik moet je zeggen dat ook ik in die tijd mijn vriend Kees benaderde. Ik had een verhaal geschreven en ik vroeg hem of hij het wilde lezen, met de bedoeling het te publiceren. Toen hij het aantal pagina’s zag begon hij zwaar te zuchten. Hij las een alinea, greep naar zijn hoofd, zuchtte nog eens, las een tweede alinea, wreef in zijn ogen en zei: ‘Het spijt me, maar dit is intellectuele bagger. Misschien moet je daarmee naar een vrouwendichtclub of zo, ik heb het te druk hiervoor. Jij denkt dat het over mooi schrijven gaat. Maar daar gaat het helemaal niet over. Je moet ervoor zorgen dat er wat gebeurt. Dat je iets veroorzaakt! Niemand leest om iets te lezen.’ Ik was teleurgesteld, maar ik moest hem ergens wel gelijk geven). 

Een maand later, een maand van onophoudelijke schimpscheuten en verdachtmakerijen, afgewisseld met flauwe moppen, belachelijke scheldrijmpjes en af en toe een werkelijk goede zin, werd er bij de ouders van Kees aangebeld. Kees deed open. Het regende. Roeland Betjeman stond op de stoep. Zijn gezicht was kletsnat en niet alleen van de regen.

Morgen: slot.

donderdag 23 februari 2012

Monotoontje 3


De wanden van de gangen van de Pedagogische Academie in Appingedam boden een bijzondere aanblik. Tientallen groepjes studenten keken er naar; opgewonden, geamuseerd en soms blozend. Er waren affiches in de vorm van kranten of kranten in de vorm van affiches tegenaan geplakt. De muurkrant heette DE BREKER. Zag er vrolijk uit, met heel veel leuke plaatjes en korte teksten.  Maar het was de aanhef die voor het meeste rumoer zorgde:
MONOTOONTJE CENSUREERT!
Monotoontje, onze schoolkrant, heeft jarenlang zijn laffe gang kunnen gaan met de gebruikelijke brave flutverhalen. Dat we wel eens iets willen lezen in plaats van in slaap vallen komt niet in ze op. Natuurlijk niet, want de redactieleden kiezen elkaar uit en houden elkaar de hand boven het hoofd. Relevante artikelen worden natuurlijk geweigerd. Vandaar dat hier het echte schoolnieuws staat. Lees DE BREKER!

En daaronder de hoogst vermakelijk geschreven artikelen over uitspattingen, drankzucht en urinesoep. Studenten lazen ze hardop voor om de lachers op hun hand te krijgen. De kantinebeheerder bleef die dag met zijn soep zitten en begreep niet waarom hij ineens zo gemeen werd aangekeken door de studenten.
'Belachelijk,' moet Roeland Betjeman hebben gedacht. 'Een kind kan zien dat dit niets te maken heeft met objectieve journalistiek. Dit is gewoon pure laster.' Een dag later hing er een kleinere muurkrant  naast DE BREKER, afkomstig van de officiële Monotoontje- redactie. Die toonde zich van zijn sportieve kant, waardeerde de humor, maar 'met objectieve journalistiek heeft dit natuurlijk niets te maken. De lezer is verstndig genoeg dat te onderkennen', Overigens ontkende Monotoontje dat er censuur werd gepleegd. ‘Wij plaatsen alle volwassen bijdragen,’ besloot het artikel. Dat overigens nauwelijks werd gelezen.
Mijn vriend Kees verzon daarop een meesterzet. Zijn vrienden werkten het verder uit.  Hij beschreef de pretfeestjes en lekkere etentjes van de redactieleden met de docenten, dikte het een en ander nog wat aan: (Zalm en Kaviaar voor de Monotoontje-redactie; de rest Urinesoep) en kopte:
MONOTOONTJE OBJECTIEVE JOURNALISTIEK? 
ME REET!
De kantinebeerder meldde zich huilend bij de directie van de school. Roeland Betjeman had een onderonsje met de directeur. 'In alle redelijkheid - Dit gaat zo toch niet?' en de zaak werd in de docentenkamer op democratische wijze aanhangig gemaakt. 
Sommigen wilden de muurkrant weg laten halen. De docent wiskunde en Duits waren daar de voorstander van.
Anderen vonden dat onverstandig.
'Daarmee krijgen ze het gelijk aan hun kant!' wierp de docente biologie tegen. Over haar werd gezegd dat ze iets met een ollega heeft gehad, wat niet waar was, maar ook niet onwaar.
'Maar als we die jongens hun gang laten gaan, ontwricht het de hele school.'
‘Nee, dat doen we juist als we het domweg verbieden! Dat weten ze meteen uit te buiten en zo!”
'Ach,' zei een oudere docent. 'Het zijn kwajongensstreken. Ze houden er gauw genoeg mee op.'
Omdat alle standpunten hout sneden en omdat beslissingen democratisch werden genomen lieten de docenten de zaak voor wat het was en gingen naar huis. Het was weekend.
6 november - De school zinderde. Dit was de dag dat dat de nieuwe Monotoontje verstuurd zou worden naar alle leerlingen en docenten. Maar de muurkrant, DE BREKER, had weer een nieuwe aflevering, weer vol flauwe grappen en ongeverifieerde beschuldigingen (De lerares biologie heeft al drie maanden niet geneukt, hoe geloofwaardig ben je dan als docent biologie?) Het hoofdartikel echter was een oproep:
ROEP HONGER EEN HALT TOE! 
VERSNIPPER MONOTOONTJE!
De redactie riep op voor een oud papier-actie ten gunste van de arme kindertjes in Afrika (DE BREKER doet iets tegen de honger, Monotoontje eet KAVIAAR)/.  Men vroeg de studenten de schoolkrant, die toch niet werd gelezen, de volgende dag mee naar school te nemen en die door een van de vier papierversnipperaars te halen, die door Arjen, éen van de vrienden van Kees wiens vader een kantoorboekhandel had, ter beschikking zou worden gesteld.
Roeland liep woedend op Kees af, toen hij het las.
‘Dat kun je niet maken,’ brieste hij.
‘Waarom niet?’ vroeg Kees. ‘Heb je dan helemaal niks over voor de hongerende kindertjes in Afrika?’
‘Ik heb het over wat jij aan het doen bent.’
‘Ik doe iets voor de hongerende kindertjes,’ zei Kees en liep weg.
Mieneke (cultuur) kwam bij hem staan en zei troostend: ‘Ach, Roeland. Monotoontje versnipperen? Zo gek zijn de mensen toch niet?



woensdag 22 februari 2012

Monotoontje 2


Op de redactietafel lag een grote, geopende envelop 'Aan de redaxie'. De inhoud van de envelop, een reeks artikelen en tekstbijdragen, lag over het blad verspreid. Aan de ene kant van de tafel zaten Roeland Betjeman, de hoofdredacteur, en de andere redactieleden. Aan de andere kant zat mijn vriend Kees in zijn  eentje, met zijn onafscheidelijke fedorahoed naast zich.  Hij grijnsde onophoudelijk, ondanks de ernst van de situatie. Iemand die hem kende zou hem nog nooit zo in zijn element hebben gezien als nu.

Het was niet niks. De artikelen waren in één bierdoordrenkte avond bij elkaar geschreven door Kees en zijn vrienden. In het ene werd de seksuele uitspattingen van de directeur beschreven, in het andere werd onthuld dat de kantinebeheerder in de soep piste die hij in de pauze uitdeelde, in weer een ander artikel werd het drankgebruik van de leraar Aardrijkskunde van Lier aan de kaak gesteld. (Moet de naam van Evert van Lier uitgesproken worden als Jenever en Bier?) Dat van de kantinebeheerder was niet helemaal waar, maar de rest was niet helemaal een leugen.

'Wat moet dit voorstellen?' vroeg Roeland Betjeman, die door de artikelen bladerde alsof het vieze doekjes waren.
'Wat wil je hier nou toch mee?' piepte Mieneke, die cultuur deed.
'Gewoon,' zei Kees  'Ik zou graag willen dat je deze interessante artikelen, die in het belang zijn van deze school, in Monotoontje plaatst.'
'En jij denkt dat we dat gaan doen!' 
'Ja, dat denk ik. De studenten hebben er recht op dit te weten. Wat is er mis mee? Zitten er te veel taalfouten in?'
'Dat niet,' moesten ze toegeven, ' Het gaat om de inhoud.'
'Hoe bedoel je? Is het te nietszeggend?'
Nee, dat was het ook weer niet.
'Is het dan niet waar?'
'Het is overdréven!'
'Maar is het niet wáár?!' 
'Dat van die soep is niet waar, zei Mieneke (cultuur) na een korte stilte.
'Dan heb je die zeker nooit geproefd' grinnikte Kees. Een of twee redactieleden grinnikten onwillekeurig met hem mee.

Kees ging breeduit zitten. Hij balanceerde zijn hoed op zijn vingers. 'Maar Roeland. Weet je dan niet wat satire is? Het is een geintje man! Sinds wanneer heb je geen gevoel voor humor?'
'Dit zijn geen grapjes,' zei Roemer Betjeman, 'dit is pesterij. En dat is niet hetzelfde. Denk je dat ik satire niet kan waarderen? Seth Gaaikema en zo?' - Seth Gaaikema was een sympathieke man, die grappen verzon die op de een of andere manier de plank nét missloegen, maar wel aantrekkelijk werden gevonden door een groot publiek. Hij had geen verkeerder voorbeeld kunnen noemen.

'Hm,' zei Kees peinzend. 'Dus jullie plaatsen deze relevante artikelen niet?'
'Geen sprake van,' zei Roemer Betjeman. 'Maar mocht je ooit  een echt serieus artikel schrijven, dan plaatsen we die met alle soorten van genoegen.'
'Oké,' zei Kees. Hij zette de hoed stevig op zijn hoofd, raapte de artikelen bij elkaar  en verliet het redactielokaal. Terwijl hij de redactieleden achter zijn rug opgelucht hoorde ademhalen, zag hij zijn vrienden op de gang, die ongedulddig op hem stonden te wachten.
'We kunnen!' riep hij.
'Joepie!' riepen zijn vrienden. Dit was nog eens iets anders dan vechtpartijtjes uitlkken in de kroeg en aardige, hardwerkende kassameisjes hardop in hun gezicht boeren.



dinsdag 21 februari 2012

Monotoontje 1

Op de Pedagogische Academie van Appingedam hadden we een schoolkrant. 
Mijn vriend, die ik Kees zal noemen, was geen groot lezer en geen groot schrijver. Maar hij was brutaal, had een vlijmscherp gezicht, hij kon onverbiddelijk door je heen kijken en was de enige die zich in die tijd kon veroorloven als student met een hoed op school te verschijnen. Iets wat in die tijd ondenkbaar was zonder je belachelijk te maken. Het was een nette grijze hoed met een bruin lint. Voor de rest droeg hij gewoon een spijkerbroek en een vale bomberjack. Als hij in de klas zat, zette hij de hoed af en zette die naast hem op de tafel. Als hij de klas verliet zette hij die weer op. 
Kees wilde graag lid worden van de redactie van de schoolkrant, Monotoontje. De naam was afgeleid van de schoolclub, die de afkorting droeg van Meer Ontspanning Na Onderwijs. Monotoontje was een prima blad, dat zowel door docenten als studenten graag werd gelezen. De redactieleden bestond uit intelligente, scherpzinnige jongens en meiden. Ze gaven blijk van inzicht over wat er op de school gebeurde, konden de zaken goed duiden en verklaren en ze konden soms zelfs iets op een milde manier op de hak nemen. Af en toe mochten de redactieleden op etentjes van de docenten komen. Dat was altijd beschaafd gezellig.
De redactie zag Kees eerlijk gezegd niet zitten, maar kon hem statutair niet weigeren. Dus mocht hij meedoen aan de vergaderingen, mocht zelfs af en toe wat zeggen, waar dan even om werd gelachen, maar zijn artikelen werden nooit geplaatst. Er zaten te veel fouten in en ze werden ook een beetje nietszeggend gevonden.
Toen zijn schrijfsels voor de vijfde maal werden geweigerd kreeg hij er genoeg van. Vanaf dat moment kwam het werkelijke genie van Kees naar boven. In plaats van bij de pakken neer te zitten deed hij het volgende:
Hij verzamelde wat vrienden om zich heen, mensen die wel konden spellen, maar die ook goed waren in het slopen van bushokjes, wandelstokken onder de handen van bejaarden wegschoppen en het leeg laten lopen van docentenfietsbanden. Hij trakteerde ze op koffie, wisselde moppen met ze uit en sloeg ze veelvuldig op de schouders.  In die tijd zag je die hoed van hem in het midden van gemeen grijnzende jongens zitten. Serieuze studenten, waaronder de redactie van Monotoontje, keken er mild spottend naar. 'Sjors en de rebellenclub,' zeiden ze grinnikend. 
Maar daarmee deden ze Kees te kort, zoals ze later zouden ondervinden. Want daar zat geen onschuldige, naieve rebellenclub, daar zat niets meer of minder dan hun eigen ondergang.

zondag 19 februari 2012

Cowboy

Vanochtend heb ik me uitgeput in een discussie over of het nu wel of niet oké is dat de Volkskrant een advertentie heeft geplaatst van, laat ik maar zeggen,  de partij van de boosheid. Ik had geen zin in die discussie, het is ook een zinloze discussie en ik kwam er niet uit ook. Vooral ook omdat ik me voorstel dat iedere zinloze verhitte discussie weer een stem er bij is voor de partij van de boosheid. En toch had ik het er over.  Ik moest denken aan Johnny Cash, die A Cowboy's lament  zong:

"Please not one word of the man who had killed me;
Don't mention his name and his name will pass on."

Het lied gaat over een stervende jonge cowboy, die zijn leven heeft verprutst, vijanden had gemaakt, en nu is neergeschoten. Hij wil nog maar twee dingen: Het eerste is een vrolijke begrafenis met drank en lekkere wijven, het tweede is dat de naam van degene die hem heeft gedood niet genoemd wordt. Dan wordt hij tenminste vergeten. Aan het eind van het liedje is de vrolijke begrafenis hem gegund.

Wat de tweede wens betreft - dat zou mooi zijn!

zaterdag 18 februari 2012

Bolletjes

(Bron: Klik op foto)
We waren onderweg naar huis. We hadden koffie gekocht in Amsterdam Centraal. Grote sloten Starbucks.
'Zo, lekker koffie he?' zei de meneer tegenover ons.
Ja. De koffie smaakte.
'Moet kunnen. Ja toch? Vind ik wel.' zei hij gezellig.
We waren het met hem eens. We behoorden tot de groep mensen die vinden dat je koffie moet kunnen drinken en we hebben dus een verklaard medestrijder gevonden.
'Ja. Moet kunnen. Eerst een of twee bolletjes, en dan ja, hop, koffie,' zei de meneer. Met bolletjes bedoelde hij borreltjes.
'Een of twee bolletjes, of meer, waarom niet, en dan hop koffie, en dan naar huis, en dan nog een of twee bolletjes en dan hop slapen,' ging hij verder.
'U houdt wel van een borreltje,' probeerde ik.
'Ja maar,' zei hij, 'Hier in hoofd-' en hij wees naar zijn slaap, '-hier in mijn hoofd moet het goed zitten. Als ik merk: niet goed, dan hop afglopen.'
'Geen borreltjes meer?'
'Geen bolletjes meer. Dan eerst koffie.'
'En daarna weer borreltjes?'
'Daarna weer bolletjes.'
We reden Weesp uit, duisternis van het Naardermeer in. Het verzoent je met de werkelijkheid om mensen met principes tegen te komen, die moeiteloos de kleur aan kunnen nemen van 'moet kunnen'.

vrijdag 17 februari 2012

Lijst

Ik was van plan een lijst te maken van dingen die ik niet begreep. Ik bedoel daarmee dingen waarvan wordt verteld dat ze logisch zijn, dat wordt zelfs met kracht aan het verstand gebracht door mensen die er volgens eigen zeggen verstand van hebben. Normaal denk ik dan: als zij zeggen dat het logisch is, dan zal het wel zo zijn. De wereld zal er niet anders om draaien. Maar toch. Ze blijven maar doorzeuren. De lijst ziet er tot nu toe zo uit:
  • Waarom gaan mensen staken tegen fabrieken die toch al gesloten worden? 
  • Waarom worden 'we' te dik, terwijl onze fotomodellen te dun zijn?
  • Waarom is het logisch dat er bezuinigd moet worden, terwijl we meer moeten uitgeven?
  • Waarom voelt langdurig geluk niet meer aan als geluk?
  • Waarom wordt 'minder winst' gevoeld als verlies?
  • Waarom is het vanzelfsprekend dat het meeste geld in het onderwijs naar de schoolbesturen gaat en niet naar de docenten en de inhoud van het onderwijs?
  • Waarom is er nog steeds zo'n weerstand tegen nieuwe energiebronnen, terwijl de olie opraakt? (Of is dat eigenlijk niet zo?)
  • Waarom zijn dingen die slecht voor je zijn wel lekker, en waarom zijn dingen die goed voor je zijn minder lekker?
Dit zijn geen retorische vragen. Ik snap echt niet hoe het zit. Ik wil hooguit ophouden met doen alsof ik het allemaal wel weet. Ik weet ook wel dat er antwoorden zijn, maar die antwoorden zijn zelden echte antwoorden, want op ieder antwoord komt wel weer een tegenantwoord en voor je het weet is het niets anders dan een ordinaire strijd tussen onwrikbare standpunten. 

maandag 13 februari 2012

Voorjaar

Ik kan zo rond nu, de helft van februari, enorm verlangen naar de paasdagen. Kerst is niks, dat is gedoe en Disneyfilms, maar de Paas heeft iets ontroerends, met het groen, dat er nog net niet is, met z'n mooie Bachmuziek op de radio en het idee dat we de winter weer hebben doorstaan met z'n allen. En het is commercieel niet zo uitgebuit. Ik vraag me af hoe dat kan. Ze doen verwoede pogingen zoiets als valentijnsdag te exploiteren, maar de paasdagen laten ze met rust. Ze hebben alleen het bezoek aan de meubelhallen bedacht, en zelfs dat loopt terug. Er hoort geen lawaaiïg vuurwerk bij, zoals bij Oud en Nieuw, geen liederlijk gedrag en domme liedjes, zoals bij carnaval, geen rotzooiverkoperij zoals bij koninginnedag. Bij mijn grootouders gingen mijn vader en zijn broers in de schuur een spel doen dat 'neuten schaiten' heet. Het ging om stuivers, dubbeltjes en kwartjes en er werd een fles jenever soldaat gemaakt. En dat was het. De paashaas heeft nooit de vrijpostige allure gekregen van de kerstman. Er zijn eieren, maar die worden verstopt. De paus geeft ons de zegen en dankt voor de bloemen. Dat laatdste gaat bijna te ver, maar ik kan het handlen. Meer moeten ze er niet van maken. Ja, ik verlang naar de paasdagen nu de sneeuw buiten zo vies wegsmelt.  De paasdagen zijn de zondagen van het jaar.

dinsdag 3 januari 2012

Voornemens

'Goede voornemens? Ik ben al gestopt met roken, ik ben al gestopt met veel drinken, ik eet niet veel, ik ga naar de sportschool - ik denk dat ik wel zo'n beetje aan alles heb voldaan,' zei Theo. 'Dus wat móet ik?' Het was 2 januari en op de sportschool was het verdacht druk.
Inderdaad, dacht ik. Er komt een einde aan de reis naar een goed mens te worden, en als het gerook, gevreet en gezuip over is, dan is het wel zo ongeveer klaar. Je doet het al goed, moet je het dan nog beter doen? Ik ben al dun. Moet ik dan nog steeds 'goede start' en 'gezond actief' op mijn boterham smeren in plaats van margarine en lekkere vette boter? Je werkt. Je werkt hard. Moet je dan nog harder werken? Je bent tevreden met je leven. Moet je dan nog tevredener worden? Je hebt je vrouw en kinderen lief. Moet je ze nog harder liefhebben?
Gesteld dat je je naasten niet in elkaar mept, of de snelwegen onveilig maakt met je rijgedrag, of niet experimenteert met een vuurwerkbom, dingen die de meeste mensen niet in hun hoofd zullen halen, wat moet je dan nog?
Je zou extremist kunnen worden. Dat je andere mensen voor je opvattingen wil winnen en tegenstanders de kop wil afhakken. Waarmee goedheid een meetbaar iets wordt. Goedheid is niet te meten. Een aantal afgehakte hoofden wel. Of je beschadigt jezelf. Want je vind jezelf zo slecht dat je in je vlees gaat krassen. Goedheid is niet tellen. Krassen in het vlees wel. Of je belaagt walvisvaarders of nertsfokkers of andere bedrijven die je niet zinnen. Grootte van bedrijven is meetbaar. Goedheid niet.
'Dus,' zei Theo, 'ik vind het wel goed zo.' Daarna gaven we onze spieren weer lekker op hun lazer.