zondag 11 december 2011

Neus

Een week geleden haalde ik het boek 'Holleeder' van Auke Kok uit de bibliotheek. Een mooi verhaal over de halve en hele criminele wereld van die mooie, die fijne Amsterdamse Jordaan in de jaren '70 en '80. Hoe meer ik er in begon te lezen, hoe meer beschrijvingen ik over Willem H. te lezen kreeg, hoe meer ik het gevoel kreeg dat ik die man ontmoet en gesproken heb.

We woonden vijftien jaar geleden in de Waterwijk in Almere. Vlak bij ons huis, tegenover de Jumbo, stond een café, genaamd 'Moeders pot'. Het stond midden op een pleintje, waar van de architect geen bomen mochten groeien, dus waar altijd een koude, snijdende wind stond. Het café zelf was een vierkant schuurtje met hagelwitte vitrages voor de ramen. Er kwamen daar geen mensen uit de buurt, maar duister kijkende types in grote, nieuwe auto's. Met andere woorden: ik kwam er graag. Soms noemde ik Moeders Pot gekscherend tegen mijn vrienden Moeders Potenrammer.

Het interieur was één en al Ajax. Affiches, foto's, vaantjes, spandoeken,  aangevuld met gokapparaten, een knoeperd van een televisie, die alleen met voetballen werd aangezet. De gesprekken aan de bar gingen meestal over Ajax. Over Johan Cruijff ging het en Louis van Gaal. Kom daar vandaag de dag nog maar eens om. De eigenaars van Moeders Pot waren Kees en Carola, een echtpaar, aangevuld door hun dochter, een prachtige blondine in strakke, zwarte kleren, die Bianca heette. Bianca was ongelofelijk sexy en wist dat ik graag een vaasje met een keteltje lustte. Ook daarom kwam ik er graag. En omdat ik daar een lekker sigaretje kon roken wat thuis niet meer mocht en zo.

Goed.  Mijn vrouw en kinderen waren naar bed, ik verveelde me, een uitgelezen moment om naar Moeders Pot te gaan. Het was er vrij rustig. Bianca was er niet.  Carola tapte me zwijgend een biertje in. Ze was gespannen. Uit de luidsprekers zong Koos Alberts een droevig lied. Ik dronk mijn biertje leeg en wilde weggaan, toen er twee mannen binnen kwamen. Carola begon zich meteen voor ze uit te sloven. De een was groot, was goed gekleed en had een grote neus. De ander was een rat-achtig jong ventje, dat deed denken aan Steve Buscemi in een van zijn oude, griezelige rollen. De man met de grote neus ging naast me staan. Hij keek me aan. Hij grinnikte. Ik zag er uit als een professor. Ik zie er altijd uit als een professor, maar ik ben nooit een professor geweest. De meeste professoren zien er minder uit als een professor dan ik.
'Wat vind je van die muziek?' vroeg de man met de neus, terwijl hij nipte aan zijn colaatje. Marco Borsato zong een droef lied.
'Geweldig,' zei ik. 'Ik hou hier wel van. Het zijn goed gemaakte liedjes.'
De man met de neus lachte. 'Heb je zelf iets met muziek?' vroeg hij.
'Ik speel gitaar.'
'Roch 'n Roll?'
'Nou, ik vind Johnny Jordaan eigenlijk heel goed. Die hoor je veel te weinig.' In die tijd was net de serie over Johnny Jordaan op televisie, waarin Kees Prins de beroemde volkszanger met z'n lefsnikkie speelde.
'Hebbie een plaatje van Johnny Jordaan op dat ding staan?' vroeg de man met de neus aan Carola. Carola ging ogenblikkelijk zoeken.
'Ja. Johnny Jordaan.' mijmerde hij. 'God, wat heb ik dat vroeger vaak gehoord.Wil je een pilsje vamme?'
'Nou graag.'
Carola staakte het zoeken en ging ogenblikkelijk aan het tappen. Ze was altijd al vlijtig, maar zo vlijtig heb ik haar nog nooit gezien.
Steve Buscemi keek me aan vanonder de klep van z'n pet.
'Heb jij wat met die muziek uit de Jordaan?' vroeg ik.
'Tja,' zei de man met neus. 'Ik ben d'r geboren en daar krijg je een tik van mee. En waar kom jij vandaan?'
'Uit Groningen,' zei ik.
'Groningen,' zei de man met de neus. En hij noemde de namen van twee café's waar ik nog nooit van had gehoord. 'Die kroegen zijn allebei van mij geweest,' zei hij. 'Ze draaiden verlies, maar ik hield ze aan omdat ik verliefd was geworden op een temeier.'
'O, zo,' zei ik en nam een slok van mijn biertje. Twee kroegen aanhouden omdat je verliefd bent op een temeier. De normaalste zaak van de wereld. Het was warm in Moeders Pot. het bier smaakte me best. Ik begon me op een vreemde manier op mijn gemak te voelen.  Steve Buscemi dook steeds verder weg onder zijn pet. Hij was als het ware éen en al pet geworden.
'Ik kan niks vinden,' zei Carola. 'Is iets van Tante Leen ook goed?'
'Nee,' zei ik beslist. Ik hoor het liefst een langzaam nummer van Johnny Jordaan.
Carola keek angstig naar de man met de neus, die ze Wim noemde.
'Laat maar,' zei de man met de neus. 'Ik heb in de auto zat cd's van Johnny in de auto liggen. Daar geef ik je wel een van mee.'
'Daar hou ik je aan,' zei ik.
De man met de neus schoot in de lach. 'Daar mag je me zeker aan houden.'
Ineens richtte Steve Buscemi zich op.
'Wat is dat voor een gast,' riep hij uit. 'Is hij een fokking psycholoog of zo? Wat wil hij?'
De gesprekken aan de tafeltjes vielen even stil. Totdat de man met de Neus Steve gebaarde zich koest te houden. Wat hij dan ook ogenblikkelijk deed.
We praatten wat. Over Groningen, over muziek, over vage dingen die ons bezig hielden. Wim was een aardige man, al  had ik wel door dat er onderwerpen waren waar je beter niet te diep op in kon gaan.  Voor de rest kreeg ik de indruk, of ad ik de illusie dat we op dezelfde manier in het leven stonden. Misschien was de uitdrukkingsvorm anders, maar eigenlijk waren we allemaal toffe jongens. Toch?  Ik kreeg nog een biertje (ik mocht niet trakteren), hij dronk nog een colaatje.
Toen nam hij afscheid. Hij en Steve verlieten de zaak.
'En dat plaatje dan?' vroeg ik.
'O ja,' zei de man met de neus. 'Kom maar mee.'
Ik liep mee naar zijn auto, een nieuwe, zeer grote auto met vier wiel-aandrijving en leren stoelen. Hij rommelde in zijn platenbakje.
'Ik kan het zo gauw niet vinden,' zei de man met de Neus. 'Maar hier, deze is ook leuk.'
Een illegale kopie van een Beatles-cd. John, Paul, Ringo en George keken vanaf een trappenhuis naar beneden. De hoes was een zwart/wit fotokopie.
'Dank je. Geweldig,' zei ik. 'Die had ik nog niet,' loog ik.
'Okay,' zei hij. 'Tot ziens.'
'Tot ziens.'
Nooit meer gezien, natuurlijk.
Ik nam de cd mee naar huis. Terug naar de veiligheid. Of in ieder geval het idee daarvan.

dinsdag 6 december 2011

Leegte

Een nieuwe computer is ook zo'n opruimmoment. Per definitie zou je bijna zeggen, want enkele zondagen geleden zag ik Redmond O'Hanlon op de televisie. Zijn werkhok was een geweldige bende; hij gooit niets weg. Want hij heeft geen computer.
'Daar doe ik niet aan,' zei hij. 'Aan zo'n - zo'n...'
'Laptop?' vroeg de interviewer behulpzaam.
'Nee, zo'n eh, computer. Daar doe ik niet aan.'
Gelukkig voor hem is hij maar met een paar dingen bezig. Als hij naast Wereldreizen ook nog eens Het achttiende eeuwse Operadecor als belangstellingsveld had, was het helemaal niet te doen geweest. Het is zo rommelig in zijn werkhok, de extra boekenkast die de nodige orde zal brengen, zal nooit en te nimmer geplaatst kunnen worden.
In mijn nieuwe computer komt de chaos op de harde schijf. Met het grootste enthousiasme scan ik alle rekeningen, contracten en andere belangrijke papieren in. Van de allerbelangrijkste bewaar ik nog een hardcopy en de rest pleur ik allemaal weg. Hetzelfde lot ondergaan de kookboeken (alles wat ik moet weten staat op het internet), jaargangen van tijdschriften (waarom bewaarde ik die dingen eigenlijk) en eerdere versies van mijn toneelstukken en scripts (staan allemaal op de computer). De stapel oud papier is nu gigantisch. De schuur puilt aan van herinneringen die ik me niet meer hoef te herinneren. Wat zal het leeg worden in mijn werkkamer. Leeg en onpersoonlijk. De ideale werkruimte is een onpersoonlijke ruimte.

dinsdag 29 november 2011

Knockout

Een aantal gevechten vielen op, bijvoorbeeld deze: Steven, een jongen van 'onze' sportschool had drie ronden om Karim - van een andere sportschool - te verslaan. Karim was een pokdalige gedrongen knul. Vooral die pukkels op zijn rug maakten hem weinig geliefd. En wij moesten er naar kijken omdat zijn hoek, de blauwe, aan onze kant was.
'Dikke pad,' zei Mads.
Steven kwam in de ring. Hij was langer dan Karim, aangenamer gebouwd en hij bewoog soepel.
'Deze jongen gaat het nog ver schoppen,' zei de man naast me, de orthodontist. "Deze jongen kan zijn lengte voor hem laten werken. Hij houdt genoeg afstand, want daar komt het op neer als je lang bent. Afstand houden.' Over Karim zei hij: 'Een wonder dat hij mee doet. Ik heb hem vorig jaar gezien. In een halve ronde was knock out. Hij is gewoon te dik, hij heeft geen conditie. Eigenlijk onverantwoord dat ze hem in de ring zetten.'
Het gevecht begon. Steven bewoog soepel, Karim hoekig en ongemakkelijk. Karim had nauwelijks kans een punt te scoren, terwijl Steven de ene na de ander voltreffer maakte.
'Heeey' juichte het publiek bij elke schop die Steven Karim op de flanken gaf.
'Schop hem op z'n lever,' juichte iemand anders. 'Z'n lever! z'n lever' - Als je in de ring staat moet je hartenkreten en goede adviezen goed van elkaar kunnen schreiden.
Links, links, rechts, schop, rechts, links, bam, bam, bam.
'Oef, die jongen moet incasseren,' zei de orthodontist. 'Steven zoekt mooi het midden op, de ruimte, zie je, die andere jongen gaat hangen, die is nou al moe.
'Je bent niet moe, je bent niet moe...' dreinden de supporters van Karim. Hij had dus toch vrienden.
Ping! Einde eerste ronde.
Steven sprak gezellig met zijn helpers en zijn trainer. Die gaf een paar aanwijzingen, die hij waarschijnlijk in de wind sloeg. Karim zat uitgeput in zijn hoek. Zijn trainer sprak hem toe, maar Karim luisterde niet.
'En te eigenwijs is hij ook' zei de orthodontist.
Helpers weg, tweede ronde.
Steven knalde er lustig op los, hij danste met soepele bewegingen, Karim bleef incasseren, maar wist toch af en toe een behoorlijke trap uit te delen.
'Ha, dit is een mooi potje,' lachte Semmy.
'Schop hem dood, die dikke pad,' zei Mads.
'Hij doet het toch wel aardig,' zei ik. 'Of heb ik het mis.'
'Dat is wel zo,' legde de orthodontist uit, 'maar dit kost 'm te veel energie, daar moet hij straks voor betalen. Hij gaat binnen een minuut knockout.'
'God, wat is hij moe...' ze Sem. 'Maak het af!'
En dat deed Steven. Een regen van slagen daalde neer op Karim, het was triest om te zien. Voor de genadeslag won hij ruimte om extra hard uit te halen. Steven stootte, Karim wentelde om zijn as, en viel.'
'Heeeeeey!!!' het publiek werd zo'n beetje gek.
En toen viel Steven.
Terwijl Karim opkrabbelde.
En Steven stond niet meer op. De scheidsrechter liep naar hem toe en telde af.
Steven stond niet op.
'Wat is er gebeurd?' vroeg ik.
Sem zei: ' Hij heeft 'm met een spin knockout geschopt.'
'Dat zag ik niet eens gebeuren.'
De orthodontist zei: 'Dit is nou wat je noemt een lucky shot.'
'Hij heeft het best heel knap gedaan,' zei ik.
'Maar toch is het meer geluk dan wijsheid.'
'Geluk moet je afdwingen,' zei ik.
'Dat is waar,' zei Sem. 'Daar heb je helemaal gelijk in.'
Ik was erg blij dat ik blijkbaar iets verstandigs heb gezegd.
Het merkwaardige van dit partijtje was niet zozeer het gevecht, als wel de reactie van het publiek. Dat helde van het ene op het andere moment over naar de andere kant. Ineens werd Karim door zo'n achthonderd man toegejuicht.
'Goed gedaan!' riep Sem Karim toe, ook al was hij van de andere sportschool. Karim hief trots zijn vuisten naar hem op.
'Wow,' riep Mads. Karim stak trots zijn grote beker in de lucht, Steven werd onzichtbaar, ik nam een slok bier en dacht: 'Leuke avond.'
Drama is wanneer de dingen plotseling en spectaculair in hun tegendeel gaan verkeren.

vrijdag 25 november 2011

Woei hoei

Even langs het tentenkamp van Occupy geweest, voor het beursgebouw in Amsterdam. Het was al donker. Je kwam terecht in een duistere sfeer met die koepeltentjes en heel veel schriftelijke mededelingen, die gaan over meditatie-cursussen en reiki-bijeenkomsten. Aan alles was wel een papiertje vastgeniet of met een viltstift iets opgeschreven. Bij de ingang van een grote tent: 'Niet hier naar binnen als je wil chillen.' Ik begreep die mededeling niet, maar het leidde er toe dat ik niet naar binnen ging. In de DDR had je ook overal bordjes hangen. Bordjes met waarschuwingen en verboden. Waar in de kapitalistische wereld prijskaartjes hangen, daar hangen in de anti-kapitalistische wereld dus waarschuwingen en verboden. Als je het zo bekijkt is die Occupy-beweging dus een groot prijzenfestijn.  Ik liep verder. Ergens zat iemand bij een driesnarige gitaar te brullen en verderop hoorde ik het gezoem van een diggerie, eh, doe.  Er liep een vrouw rond met een boodschappenwagen, die hard riep: 'Fuck them all, schijtfuckers van Mars!' Een andere man, kaal, getatoeëerd, met bevende vingers aan een sjekkie plukkend, riep: 'Woeiii Hoeiii...' En een paar meter verder weer: 'Woei, hoei.' En een paar meter verder weer...  Ik dacht dat ik Eucalypta goed kon nadoen, maar die heer kon er ook wat van. Wat ik natuurlijk niet aantrof was iets over de economie. Wat het tentenkamp wel uitdrukte was hoe de wereld er uit zou zien als er een eind is gekomen aan het menselijk streven. Als na een wereldbrand.
Ik liep verder de stad in. De Bijenkorf had voor het Koninklijk Paleis een lichtshow georganiseerd met enorme opblaaspoppen en ballonnen, die, begeleid door Carl Orff bombast taferelen uit de hel verbeeldden. Ik bedoel maar. In beide bewegingen, de kapitalistische en de anti-kapitalistische,  zit de ondergangsdrift er goed in.

donderdag 24 november 2011

Window

Boven op zolder staat een grote, ijzeren kist. Dat was zo rond de eeuwwisseling onze computer. We willen hem weggooien, maar eerst willen we kijken wat er opstaat. We sluiten  er een toetsenbord op aan. En een muis met een draadje, een beeldscherm, we zetten er een dik snoer op - alles is er nog, vreemd genoeg - en we drukken op de startknop.
Een hels gezoem stijgt op uit de ijzeren kist.Van laag naar hoog, net als een opstijgende straaljager. Er verschijnen cijfers, flitsen van beelden.
'Dat was ook zo, daar begon het altijd mee,' zegt mijn vrouw.
Het duurt een tijdje.
Op het scherm doemt het logo van Windows 98 op, en onderaan kruipt iets voorbij dat er op duidt dat het programma wordt geladen.
En daarna vult het beeld zich met de Eend.
Een eend in het hoge gras die uitkijkt over het water. Een foto van lang geleden.
'Dat beest is al lang dood,' zegt mijn vrouw.
We kijken verder. Een kaartspelletje, ooit halverwege afgebroken, spelletje nummer 4321. Ik ga verder met waar ik acht jaar geleden ben gebleven. Het gezoem van de computer, het beeld, de kleuren, de onzekerheid of het patiencespelletje wel afkomt - alles werpt me terug in de tijd. De kinderen zijn nog klein, het huis is nog niet verbouwd. De kat dartelt nog vrolijk rond. Gesprekken gaan nog over rapportcijfers en niet over huisvestingsperikelen. Tjonge. Wetenschappers hebben iets gevonden dat sneller kan dan licht en tijd. Groter revolutie! Maar wij hebben gewoon een tijdmachine op zolder staan.
Ik zeg: 'Dat je, als je de toekomst wil voorspellen, het altijd mis hebt, maar dat het heden altijd een logische consequentie lijkt van het verleden, heb ik nooit kunnen verdragen.'
'Klik eens wat foto's aan,' zegt mijn vrouw.
Nieuwe herinneringen. Zomers van weleer, winters van weleer, vrolijkheid van weleer, de al lang weggegooide kleren.
En de doden.
Vrolijk, lachend, koffie inschenkend. Wijn drinkend. Wandelend.
We willen ze houden. Maar het is een oude computer, we krijgen ze er niet uit. Niet via een cd rom, niet via een snoertje, niet met een USB-stick. Die begrijpt hij allemaal niet.
Nu zijn de doden weer in hun stille ijzeren kist, naast de archiefkast in mijn werkkamer, wachtend op een oplossing.

woensdag 23 november 2011

Spast



Mijn dag was goed als ik Jan de Weert niet tegenkwam. Jan de Weert woonde bij zijn moeder, verderop aan dezelfde weg. Hij was al oud, minstens dertig of zo'n soort astronomisch hoge leeftijd. Hij was, zoals ik nu zou zeggen, spastisch. Soms, als ik op straat speelde, volmaakt gelukkig, zag ik hem om de hoek komen, leunend en wankelend op zijn wandelstok. Hij maakte groteske bewegingen, die op buigingen, leken, buigingen van links naar rechts, in het midden en achterover. Zijn armen zwaaiden breeduit en naar voren. En naar boven en onder. Het was alsof hij een ledenpop was, die iemand voortdurend door elkaar rammelde. Als hij naderde, vooral 's ochtends, als er een mist over het Groningerland hing en Jan de Weert onverwacht verscheen - oh gruwel! - dan was mijn dag bedorven. "Als er alleen maar geen Jan de Weert bestond," dacht ik dan.
Op een dag zeiden mijn vrienden: 'Kom kijken! Jan de Weert verdrinkt!' Met tegenzin holde ik naar een sloot verderop. De Messerschmidt was uitgegleden en achterstevoren te water geraakt. Ik zag hem en zijn vriendin daarachter, een grijze dikke vrouw, als twee kuikens in een ei, enigszins bedrukt vanuit het water naar boven kijken. Het wagentje gleed langzamerhand verder de sloot in. Omstanders probeerden iets met touwen en trekkers. Ik rende hard weg, maar dat hielp niet.  Ik had een weeklang nachtmerries. Stel je voor, er is een leven na de dood en je komt voortdurend Jan de Weert tegen.

dinsdag 22 november 2011

Gevecht

Tegen de achteringang de sporthal was een tentje opgesteld met een asbak er in. Een velletje papier aan de buitenkant maakte duidelijk waar deze ruime voor bedoeld was: dit was de VIP-ingang. Nerveuze mannen in trainingspakken trokken aan hun sigaretten. Op het affiche stonden de namen van de vechters en de titel van het evenement: Total Heroes. Ik deed mijn best niet op te vallen, maar dat was vergeefse moeite. Met mijn Albert Einstein kapsel en mijn Professor Zonnebloem motoriek was ik wel degelijk iemand anders dan de veelal kaalgeschoren, getatoeëerde en beringde mannen om me heen. De vrouwen waren allemaal blond met goud, de mannen kaal met zilver. Mijn fleurige kleding stak vrolijk af bij het zwart van de anderen.
'Ik heb er wel zin in,' zei Mads, die me mee had genomen. 'Je zult zien dat je het helemaal te gek vindt.'
De deur werd geopend. Wij vips drukten de sigaretten uit en gingen naar binnen. We werden verwelkomd door aardige mensen en harde sportschoolmuziek. We kregen koffie mee en een papieren armbandje om. Voor ons ontvouwde zich de ring. Die zag er precies zo uit als in de film: kleurig en ernstig. 'Ik voorspel je,' zei Mads, aan het eind van de avond sta je "Sla hem op z'n bek" te schreeuwen!' Ik wilde hem graag geloven, maar ik zag het mezelf nog niet doen.
We namen plaats aan een VIP-tafel. De catering had er lekkere hapjes neergezet. We keken uit op de jurytafel. Een klok met een bel, een serie bekers en een zendmicrofoon. Ik keek stiekem naar de toestromende menigte, de toestromende menigte keek stiekem naar mij.
'Leuk dat je er bent,' zei Sem Schilt, de wereldkampioen K-1 vechten, van wie heel wat leerlingen deze avond een gevecht zouden leveren. Hij stelde me voor aan zijn vrouw, zijn oom, zijn vrienden en vriendinnen. Tegen sommige sprak hij Spaans.
'En dit is Martin,' zei Sem. Martin gaf me een koude hand. 'Wat heb je een koude hand,' zei Sem. 'Je bent toch niet nerveus?'
'Nog niet,' zei Martin. 'Ik moet pas om een uur of tien.'
'Die jongen moet je in de gaten houden,' zei Sem. 'Dat is een hele goeie.'
De muziek werd zachter gezet. 'Hebben we er een beetje zin in vanavond?' zei de presentator, een man in smoking en lakschoenen.
'Ja hoor, schiet maar op,' zeiden sommigen. De presentator gaf de indruk dit soort respons wel gewend te zijn en kondigde de eerste vechters aan. Twee meisjes van een jaar of tien gingen elkaar als razenden te lijf. Schoppend en slaand. Aan weerskanten van de ring stonden hun trainers. 'Dat is goed. Dát is goed! Netjes! Ja!' De soepel bewegende scheidsrechter trok af en toe de meisjes uit elkaar, waarna ze elkaar weer als kwaaie katten te lijf gingen. Mijn sympathie ging uit naar het meisje met de paardenstaart. Waarom je sympathie voor de ene krijgt en niet voor de ander bleef me de hele avond een raadsel. Heel zachtjes moedigde ik het meisje met de paardenstaart aan. 'Sla haar op haar bek,' mompelde ik. Het hielp. Een regen van slagen en schoppen daalde neer op het ander meisje. Iedereen schreeuwde, brulde en genoot.
'We hebben een winnaar,' zei de presentator na afloop van de derde ronde. Onze favoriet won. Een gejuich steeg op uit de zaal. Een paar mensen zaten er stilletjes bij. 'dat zijn de ouder van het meisje dat heeft verloren,' zei Sem.
De catering kwam langs met een blad bier. Op de ring kondigde een mooie meid met mooie benen een volgende ronde aan. De VIP-tafel achter ons joelde. 'Yeee haaa Hoeoe'.
'Wat een leven he?' zei Sem voor de grap. 'Een lekker wijf, een pot bier en af en toe iemand op z'n bek zien slaan. Wat wil je nog meer.'
Ik was het volmaakt met hem eens.
Twee jongens betraden de ring. 'Nou moet je eens goed op die vrouw daar in het publiek letten,' zei Sem. 'Dat is de moeder van éen van die jongens.'
'Helpers uit de ring,' zei de presentator. 'Ping', deed de bel. En vanaf dat moment keek ik alleen nog maar naar de moeder. Handen voor haar gezicht, handen voor haar ogen, handen in haar haar, wegkijken en dan toch weer kijken, naar adem happen - ieder klap die haar zoon te verduren kreeg, voelde ze tien keer harder dan hij. Toen het gevecht was afgelopen en haar zoon won, was ze eerder gerustgesteld dan blij.
ik merkte bij mezelf dat ik geen sympathische pijn voelde bij de verliezers. De adrenaline stroomt en daardoor komen de klappen wel aan, maar ook weer niet zo heftig.
Veel gewonden waren er niet. Eén jongen kreeg een klap tegen zijn mond, die een beetje begon te bloeden. Ik zat naast een oudere man. Hij legde me het een en ander uit over het spel. 'Wat is uw beroep?' vroeg ik. 'Ik ben orthodontist,' zei hij. 'Ik heb die jongen onder handen gehad. Ik heb net twee jaar werk naar de gallemiezen zien gaan.'
We lachten.
Vele gevechten later schreeuwde ik, de figuur met het Albert Einstein-haar en de Professor Zonnebloem-motoriek, mee met de meute. Tussen mijn boekenkasten was ik even vergeten dat het gevecht een van de pijlers van het bestaan is en dat de ritualisering ervan, op zo'n sportevenement, daar uitdrukking aan geeft. Ofwel, inderdaad: pot bier, lekker wijf en iemand op z'n bek zien slaan.

zondag 20 november 2011

Formule (6 en slot)

Ken je het verschijnsel bij het lezen van een boek, dat het  na een bepaald moment steeds sneller gaat? Ik denk dat het komt omdat je steeds beter weet wát je moet lezen en dus hele stukken kunt overslaan. Je wil weten hoe het afloopt, je hebt je al gewonnen gegeven, dus hoe het einde ook is, als het antwoord geeft op de 'dramatische vraag' is het al lang goed. Maar goed, we hebben onze held, net op het moment dat hij de assholes in het cachot heeft laten belanden en er een borrel op neemt, tot de ontdekking laten komen dat hij de verkeerde mensen achterna heeft gezeten. En dat de ware schurken hem van achteren besluipen, een zak over zijn hoofd gooien en in de laadruimte van een busje naar een onbekende plek brengen. Wat nu? -

De vierde en laatste 1500 woorden

  1. Laat de held nu dik in de problemen komen.
  2. Hij gaat er bijna onderdoor. (Bijvoorbeeld: de schurk heeft hem gevangen, of hem er in geluisd voor moord, of het meisje is waarschijnlijk dood, alles is verloren, of de 'andere'  moordmethode wordt op de lijdende held toegepast.)
  3. De held weet te ontsnappen door zijn EIGEN VAARDIGHEID, meesterschap of branie.
  4. De overgebleven mysteries- eentje uitsparen zal de aandacht helpen vasthouden- moet worden ontraadseld in de loop van de laatste confrontatie, als de held de situatie weer in de hand heeft.
  5. Laatste wending, een grote verrassing (Schurk blijkt de Onverwachte Bezoeker te zijn, de ‘schat’ is maar een nepding, enz.)
  6. De ‘wegwezer,’ het grapje om het af te sluiten.

EN?
Heeft de SPANNING het tot de laatste regel volgehouden?
Is het GEVAAR tot de laatste zin gebleven?
Is nu alles VERKLAARD?Is het LOGISCH gebleven?Kan de ‘wegwezer’ de lezer achterlaten met dat WARME GEVOEL?
Heeft God de schurk gedood? Of de held?

Dit was het. Maak nu drie dagen schoon op je agenda en schrijf die zestien A4-tjes action-adventure. Herhaal dat een aantal keer per jaar en je bouwt een oeuvre op waar je U tegen zegt. Kies dan de beste verhalen uit en publiceer ze op het internet, voorzien van schitterende illustraties en reclame, zodat je er ook nog een paar centen aan verdient ook!

vrijdag 18 november 2011

Formule (5)

We zijn op de helft van ons verhaal. We hebben  onze held - en de lezer - een totale verrassing bezorgd. In plaats van te verdrinken blijkt hij terecht te zijn gekomen in een comfortabel ingerichte onderwaterruimte, met sauna, bubbelbad, flatscreen tv en aansluiting op het internet. Inplaats van dat hij stuurloos met zijn auto tegen een betonnen muur oprijdt, komt hij in een andere tijdszone terecht. Hij ontmoet de machtige, excentrieke bewoner van het enorme, zwaar beveiligde huis in de woestijn - dat blijkt een klein, kwetsbaar, verlamd vrouwtje te zijn. Wat is dit nu! - We gaan verder met:



de derde 1500 woorden 
  1. Stort het leed uit over de held.
  2. De held vindt toch een uitweg, en spoort iemand, bijv. de schurk, op.
  3. Een fysieke confrontatie. Conflict.
  4. Een verrassende plotwending, waarbij de held het behoorlijk te verduren krijgt aan het eind van de 1500 woorden 
EN?
Heeft het nog genoeg SPANNING?
Is het GEVAAR donkerder en donkerder?
Zit de held in ZWAAR IN DE PROBLEMEN?
En is het allemaal nog LOGISCH? Deze blauwdrukken of formules zijn er alleen voor om je zeker te stellen van fysieke confrontaties in het verhaal, en van originele plotwendingen, met wat suspense en dreiging er in. Zonder dat heb je geen pulpverhaal. Deze fysieke confrontaties zijn ook telkens anders. Als het ene gevecht met de vuist is, moet het andere vuistgevecht wachten tot het volgende verhaal. Geldt ook voor gif, gas en zwaarden. Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Een held met een bijzondere punch of quick draw mag het wat vaker gebruiken.
 Als het maar niet monotoon wordt.  
HANDELING:
Actie, levendig, snel, geen woorden verspillen. Maak het spannend, zorg dat de lezer alle actie voelt en voor zich ziet.  
ATMOSFEER:
Hoor, ruik, zie, voel en proef.  
BESCHRIJVING:
Bomen, wind, omgeving en water.  
HET GEHEIM VAN SCHRIJVEN: LAAT IEDER WOORD NUT HEBBEN. 
Gisteren sprak ik René Appel, de thrillerschrijver. Hij zei: 'Niks formule, ik heb een idee en ik begin gewoon.' Iemand anders vertelde me weer dat Appie Baantjer zelf nauwelijks een boek las en evenmin het idee had dat zijn boeken volgens een formule waren geschreven. Ik denk ook dat Lester Dent zich niet bewust was van zijn eigen formule. Pas toen hij er over na ging denken, bleek hij er een te hebben. Met andere woorden: neem dit allemaal ook weer niet al te serieus... Volgende keer de slotacciorden van  onze action-adventure symfonie!

woensdag 16 november 2011

Formule (4)

Hoewel de pier volstrekt verlaten was, kreeg Bart  het gevoel dat er iemand achter hem liep. Met een ruk draaide hij zich om en zag hij een vrij kleine man wegvluchten. Hij droeg een trainingspak en gymschoenen en een bivakmuts. Het ging zo snel dat Bart niet de gelegenheid had iets van zijn gezicht te zien. Niet eens of hij een bril droeg. Daar vluchtte hij weg, die kleine man. Een achtervolging inzetten op zijn slippers was zinloos. 'Wat wou die kabouter,' dacht Bart geërgerd. Toen voelde hij iets op zijn rug. Zonder dat hij er iets van had gemerkt had die kleine toch van alles met hem uit kunnen halen, want er bleek een soort briefje op de rug van zijn T-shirt vastgespeld te zitten. Bart scheurde het briefje af, en las: 'Bemoei je niet met zaken die je niet aangaan.'


De eerste vijftienhonderd woorden van onze action-adventure thriller zijn geschreven. Het is lastig, de eerste schrijvers vallen al af, weten zich geen raad met fysieke confrontaties. Voor de onverzettelijken gaan we door met:


De tweede 1500 woorden

  1. Breng de held in grotere problemen.
  2. De held, heldhaftig als hij is, strijdt, en zijn worsteling leidt tot:
  3. Nog een fysieke confrontatie
  4. Een verrassende wending aan het eind.
Welnu.
Heeft het tweede deel genoeg SPANNING?
Zijn de wolken die zich boven de held samen pakken al donker genoeg?
Krijgt de held het al op zijn heupen?
Is het tweede deel nog LOGISCH?
VERTEL HET ZE NIET!!! Maar laat zien hoe het er uit zag. Dit is een van de geheimen van de schrijver; vertel het de lezer niet, laat het hem zien. (Hij sidderde, zijn spiedende ogen…, zijn mond viel open van… enz. ) ZORG DAT DE LEZER HET ZIET.
Als je schrijft helpt het als je per gedrukte pagina in ieder geval één kleine verrassing hebt. Je kunt er van uit gaan dat deze kleine verrassingen de lezer te overhalen verder te gaan. Het hoeven geen geweldige prestaties te zijn. Eén manier is om zo af en toe de boel een beetje te misleiden.

De held onderzoekt de kamer waar de moord is gepleegd. Dan gaat de deur achter hem langzaam open. Hij ziet het niet. Hij gaat helemaal op in zijn onderzoek. De deur gaat verder open, verder en verder, totdat… verrassing! - een ruit van het grote venster aan de andere kant van de kamer openvalt. Dat moet langzaam zijn gebeurd, en de deur is opengegaan door de wind die daardoor in de kamer viel. Maar waardoor is het raampje zo langzaam open gevallen? Nog meer raadsels.
Het karakteriseren van een personage doe je door hem iets mee te geven waardoor hij er bij de lezer wordt ingeprent. Geef ‘m kenmerken!
BOUW JE PLOT ZO OP DAT DE HANDELING VOORTDUREND DOOR KAN GAAN.

Klinkt allemaal vrij vanzelfsprekend, is het niet? Laat je gedachten er over gaan en maak er wat van!

dinsdag 15 november 2011

Formule (3)

Mevrouw Claus heeft al een moordwapen gezocht in de supermarkt, de heer Mulder kijkt met heel andere ogen naar zijn kantoor als omgeving voor iets heel ergs. Dank voor uw inspirerende commentaren. En, heeft u al een moordmethode, een omgeving, een begerenswaardig voorwerp of een specifiek gevaar bedacht? Ik zelf begin intuïtief te denken aan de scheepvaart. De visserij (Je kunt een bewusteloos geslagen vrouw in de netten hangen en die onderdompelen) de enorme super olietankers (gigantische dingen, waar maar éen man personeel op hoeft om de zaak draaiende te houden. Hij wordt gek van eenzaamheid, hoort dingen; er komt een storm, nu ja, noem maar op.) Alles wat afwijkt van het normale duffe bestaan is geschikt voor dit action-adventure genre. Hier volgt nu  Lester Dent's beschrijving van..



"De eerste 1500 woorden
  1. In de eerste regel, of heel vlot daarna, introduceer je de held, en laat je hem een handvol problemen hebben. Suggereer een mysterie, een gevaar, een probleem dat opgehelderd moet worden, nou ja, iets waar de held tegenop loopt. 
  2. De held hapt toe. (Probeert mysterie op te ontraadselen, het gevaar af te wenden, het probleem op te lossen.) 
  3. Introduceer ALLE andere personages zo snel mogelijk. Laat ze meteen in actie zien. 
  4. De eerste fysieke confrontatie is er zo rond het einde van de eerste 1500 woorden. 
  5. Aan het einde ervan is er een complete verrassing, een wending in het plot. 

Heeft het tot nu toe SPANNING?
Dreigt er GEVAAR voor de held?
Gebeurt alles op LOGISCHE MANIER?


Nu we hier zijn beland, wil ik er op wijzen dat de handeling nog iets anders moet zijn dan alleen de held van de ene naar de andere plek te brengen. Stel dat de held er achter komt dat de snode boeven iemand gevangen hebben met de naam Eloise, iemand die de geheimen kan prijsgeven, die achter al die duistere gebeurtenissen steken. De held spoort de schurken op, ze vechten, en de schurken gaan er vandoor. Niet echt opwindend. De held moet toch iets bereiken met z’n mannetjesputterij, al was het maar alleen Eloise redden. En, verassing! Eloise is een aap met een geringde staart. De held telt de ringen, want wat kan hij anders. Zijn ze niet echt. Zijn ze er op geschilderd. Waarom?"

Welke aap komt er bij u uit de mouw? Wat is bij u het (ogenschijnlijk) eenvoudige beginprobleem?  Hoe ziet uw held er uit? Wat zijn zijn speciale vaardigheden? Wat zijn zij  zwaktes? Genoeg om over na te denken dus. Of wacht anders in spanning af wat er gaat gebeuren in de volgende 1500 woorden! Heeft u geen idee waar dit over gaat? Klik dan hier of hier...

maandag 14 november 2011

Formule (2)




Zoals beloofd, hier is de blauwdruk van Pulpschrijver Lester Dent.  6000 woorden is ongeveer 16 A4-tjes. Ik laat hem zelf aan het woord:
"Dit is de formule, de blauwdruk voor ieder pulpverhaal van 6000 woorden. Dit gaat op voor avonturen- detective- en pilotenverhalen. De blauwdruk vertelt je precies waar in het verhaal wat moet staan, wat er moet gebeuren in elke opeenvolging van duizend woorden. Alle verhalen die ik op deze manier heb geschreven zijn verkocht. De bouw van een verhaal verschilt niet zo veel van alle andere bouwwerken.           

Zo begin je. 
  1. (TELKENS) EEN ANDERE MOORDMETHODE DIE DE SCHURK GEBRUIKT
  2. EEN ANDER VOORWERP, WAAR DE SCHURK  NAAR OPZOEK IS
  3. EEN ANDERE OMGEVING
  4. EEN GEVAAR DAT ZICH ALS EEN DONKERE WOLK BOVEN DE HELD SAMENPAKT.

Eén ervan is al goed, twee is beter, drie is helemaal mooi. Het helpt wel als je dit van tevoren goed hebt overdacht, voor je aan de rest begint.

Een andere moordmethode is, nou ja, anders. Schieten, steken, vergiftigen, wurgen, gifspuiten, schorpioenen, wat dan ook, als je ze opschrijft kom je misschien op betere ideeën. Giftige schorpioenenbeten? Misschien muggen of muskieten die dodelijke eieren leggen…!

Als de slachtoffers worden omgebracht op een normale manier, maar steeds onder vreemde of identieke omstandigheden, is het ook goed. De lezer mag natuurlijk tot op het laatst niet weten dat de moorden eigenlijk heel normaal zijn. Schrijvers die de slachtoffers van hun schurken achterlaten met vlinders, spinnen of vleermuizen op hun lichaam gestempeld, spelen waarschijnlijk met dit kunstje.

De moordmethodes moeten natuurlijk niet te gek, fantastisch of grotesk worden. Dat verkoopt niet.
Het bijzondere ding waar de schurk achteraan gaat kan iets anders zijn dan de gebruikelijke juwelen, gestolen buit, parels, etc; maar ook in dit geval moet je het niet te bizar maken.
Bijzondere omgeving? Makkelijk! Kies er een die past bij de moordmethode en het ding dat de schurk wil hebben. Dat maakt het gemakkelijker, en het is leuk om een omgeving te kiezen waar je hebt gewoond en gewerkt. Zo veel pulpschrijvers doen dat niet. Het voorkomt verlegenheid als je bijna evenveel weet als de redacteur op dat gebied, of in ieder geval genoeg om er mee weg te komen.
Een kunstje om couleur locale te suggereren: Voor een verhaal dat zich in Egypte afspeelt zoek je het boek ‘Egyptisch voor Onderweg’ op of zoiets. Je wil een personage in het Egyptisch laten vragen: ‘Wat is er aan de hand?’ Je kijkt in het boek en vindt: ‘El khabar, eyh?’ Om te voorkomen dat het de lezer gaat duizelen is het misschien wijs om op een slimme manier duidelijk te maken wat het betekent. Soms maak je het door de context duidelijk, soms vertaalt een personage het in het Nederlands. Maar het is een twijfelachtige manoeuvre om het verhaal te stoppen en de lezer de vertaling op te dienen.
Je komt erachter dat ze in Egypte palmbomen hebben. Je kijkt in het boek, vindt het Egyptische woord voor Palmboom, en je gebruikt dat. Zo geef je lezers en redacteuren het idee dat ze zelf iets van Egypte af weten."
    Na dit denkwerk volgt morgen het tweede gedeelte van de blauwdruk. Een 6000-woorden verhaal bestaat uit vier gedeelten van 1500 woorden (4 A4-tjes) Ieder deel heeft een eigen functie en inhoud. Lester Dent leidt je door ieder deel, vertelt wat waar moet gebeuren en waar de accenten in het verhaal liggen.

    zondag 13 november 2011

    Formule (1)

    Ooit wil ik pulpverhalen gaan schrijven. Met literatuur heb ik niet zoveel, met goeie boeken wel. En waarom zouden pulpverhalen niet goed zijn? Pulp sluit aan bij de belevingswereld van de gewone krantenlezer - en dan nog niet eens de 'kwaliteitskrantenlezer', en heeft lekker niks van doen met het literaire wereldje (Connie Palmen die... Haar critici die...) Ik verlang ergens naar verhalen die niets doen dan mensen wat amuseren. Nu had je in de jaren '30 geen televisie, geen iPhone en geen andere mogelijkheden om verhalen tot je te nemen, behalve ze te lezen. Gedrukt op goedkoop papier, met een slap kaftje, stak je ze makkelijk in je binnenzak en kon je verder lezen als je er even tijd voor had. De verhalen moesten niet te moeilijk zijn, maar wel spannend, er moest een beetje seks in zitten en van tijd tot tijd een fijne vechtpartij. En het was mooi als je er wat van opstak. (Schieten ze bij de Eskimo's echt met kalashnikovs?)  De boekjes zagen er op een geruststellende manier hetzelfde uit, en heel aantrekkelijk voor de doelgroep. De kaftjesmakers waren de echte grootmeesters van het genre. Natuurlijk werd er op neergekeken. 'Formuleschrijven' werd het genoemd. En inderdaad, er waren formules. Door een wisselwerking van handige schrijvers en uitgevers, die eigenlijk alleen maar geld wilden verdienen, ontstond min of meer intuïtief een vorm. Het was afkomstig van volksverhalen en melodrama en geplaatst in een voor die tijd aantrekkelijke 'storyworld'; de grote stad (moordmysteries), de toekomst (sci-fi) het Wilde Westen (westerns) en de Grote Wereld (action-adventure). Een van de meest productieve pulpfictieschrijvers was Lester Dent (1904 - 1959), auteur van honderden romans en verhalen en de bedenker van Doc Savage. In de jaren '50 probeerde hij  eens op te schrijven hoe zijn verhalen tot stand kwamen. Dat leidde tot The Lester Dent Pulp Paper Master Fiction Plot. Die heb ik vertaald en daar ga ik jullie de komende tijd mee lastig vallen.

    vrijdag 11 november 2011

    Misselijk

    Ik hoor op de radio een man van de PVV op die lepe toon zeggen: 'Daarom zeg ik dat de Nederlandse Burger recht heeft op een Onderzoek naar het Nut van de euro. De Belastingbetaler heeft Recht op een Onafhankelijk Onderzoek. Wij hebben al een naam van een Onderzoeksbureau in gedachten.' - Ik voel me een beetje misselijk worden, maar dat wil ik niet omdat dat zo politiek correct overkomt. Ik weet niet wat het is. Is het om wát hij zegt? Is het om die verschrikkelijke toon, die verschrikkelijke geveinsde deemoed, of is het de hopeloze innerlijke dialoog die ik met mezelf voer? (Je kunt aanvoeren dat de munteenheid ons veel voordeel heeft geleverd, maar als je dat telkens moet aanvoeren komt de sleet in het argument. Je zult met iets nieuws moeten komen maar zelfs dan heb je het spel uit handen gegeven.) Het is duidelijk. De PVV maakt gebruik van het sentiment dat de euro ons niets dan ellende heeft gebracht. Ze zullen denken: 'Eerst lachen ze ons uit, daarna negeren ze ons, dan worden ze kwaad (nu) en tenslotte hebben we gelijk'. Ik weet het niet. De misselijkheid gaat niet over. Als dat 'onafhankelijke' onderzoek er komt zullen ze de te verwachten uitkomst hoog van de toren blazen. Ze zullen blind zijn voor onderzoeken die het tegendeel aantonen. Je weet hoe het gaat en je kunt er niets aan doen. Bah, ik ben misselijk.

    zondag 6 november 2011

    Weg

    Ik heb altijd al een slecht geheugen gehad. Waar ik niet op kon komen, daar moest ik allerlei handigheidjes  in stelling brengen. De tafels bijvoorbeeld. Toen we de tafel van één moesten leren ging dat wat mij betreft van zo'n leien dakje, dat ik hoogmoedig begon te worden. De tafel van twee, daar had ik ook nooit een probleem mee, zelfs de tafel van drie ging best aardig. Ik leerde het van buiten in het maanlicht dat door het raam van mijn slaapkamer scheen. Mijn moeder liep wat door het huis en de hond liep achter haar aan.  Zeven keer drie is eenentwintig. Geen probleem. De tafel van vier was eigenlijk de tafel van twee, maar dan dubbel, en de tafel van vijf was dan weer heel makkelijk, dat was altijd de helft van het getal dat je zei vóór 'keer vijf'.  De tafel van zes was makkelijk, tót en met zes keer zes is zesendertig! (want dat klinkt gewoon leuk) Maar bij zeven keer zes begon de ellende. Dan moest ik denken: vijf keer zes plus twee keer zes; dertig plus twaalf. De tafels van zeven en acht werden een ramp. Ik was met rode oortjes de Donald Duck aan het lezen en had geen zin in huiswerk. Dat zeven keer acht zesenvijftig is, en dat dat leuk is omdat alle cijfers van vijf tot en met acht er in voorkomen, kwam niet meer in het juiste geheugenvakje. En het is er tot op de dag van vandaag niet is ingekomen. Dankjewel, Donald Duck. Zes keer zeven? Ik moet eerst denken zeven keer zes en dan weet ik het. Ik heb de strategieën onthouden, maar niet de tafels. Ik vind dat jammer. Hetzelfde probleem had ik met topografie. Vrienden  van me hoefden maar even in een atlas te kijken en ze konden op een blinde kaart aanwijzen waar Burquino Fasso lag. Of Deurne. Of Rennes. Voor mij ligt alles aan het eind van de weg. Vandaar ook dat ik een enorme moeite heb met het onthouden van teksten. Het voordeel van liedteksten is dat er veel in wordt herhaald en bovendien zorg ik ervoor dat de zinnen door rijm en logica wat makkelijker te onthouden zijn. Wat ik wel heb onthouden is hoe de bocht van de Onnemaweg er uitzag, die botste met een zandweg, die Knijpsterweg heette. Ik herinner me de melkbussen, het zand, de gaten die met rode potscherven en grind waren opgevuld, de lantaarnpaal, de slootjes aan de weerskanten, de houtwallen... Dingen waar je niks aan hebt. Want laatst keek ik op Google Maps Satellite View - bleek dat de Knijpsterweg was geasfalteerd.

    zaterdag 5 november 2011

    Pam

    'Gut,' zegt een client van Vlieg, die verpleegster is, 'ik voel me ineens zo onrustig, kun je me geen pammetje geven?' De client, een oude mevrouw die de oorlog nog heeft meegemaakt, was de hele ochtend lekker aan het puzzelen geweest en heeft naar herhalingen van Engelse detectives zitten kijken. Nu voelt ze zich onrustig en wil een geruststellend tabletje, een oxazepam.
    'Zou dat nu wel doen mevrouw? Het is heel verslavend hoor.'
    'Maar ik heb het nódig,' jammert mevrouw. 'Ik ben niet verslaafd, ik hen het nódig! O, ik voel me zó onrustig - ik red het echt niet zo hoor.'
    Van haar werk moet Vlieg haar dat dan geven.
    Nooit kwam ze in de verleiding eens te zeggen: 'Een pammetje krijgt u niet, maar ik wil wel even een dikke joint voor u draaien mevrouw.'
    Want de grens tussen legale en illegale drugs is dun en ongedefinieerd en dient met alle beschikbare middelen te worden verdedigd.

    maandag 31 oktober 2011

    Het hoe

    De titel van dit blog komt, realiseerde ik me, van Jan Brokken. In zijn boek De wil en de weg heeft hij het over de Ik als personage. Mooie term, want dat suggereert op een of andere manier iemand die iets doet. En 'Ik' ben het niet. 'Ik' denk alleen maar. 'De Ik' is Philip Marlowe en Sam Spade. Die denken niet zo veel, die vertellen je hooguit wat voor kleren ze aantrekken, wat ze zuipen, wat ze roken, wie ze een pak rammel geven en welke dame ze op de mond kussen en hoe. 'Ik' zit zichzelf te beklagen over liefdeloze moeders, het weer, liefdeloze echtgenotes en de naderende dood. Ik is saai, De ik is leuk. Nu heeft Jan Brokken een nieuw schrijfboek geschreven, waar de Ik weer in voorkomt. 'Het hoe' heet het. Ik las de ene helft in de trein, de andere helft thuis. In de trein kreeg ik een telefoontje, van mijn boekhouder. Over hoeveel BTW ik moest betalen. Om te voorkomen dat ik het vergat haalde ik mijn pen uit mijn binnenzak en schreef het bedrag in het boek. Naast me zat een leuk jong ding me verbijsterd aan te staren.' U schrijft toch niet in een boek?' 'Natuurlijk wel. Het is toch zeker mijn boek?' 'Nou ja.' 'En bovendien heb ik er over een paar jaar nog wat aan. Als ik dan het boek weer lees kan ik lekker raden waarom er ineens €824 staat.' Het meisje ging hoofdschuddend verder waar ze mee bezig was. Zaken aan de vergetelheid prijsgeven met haar iPhone. De ik liep trots de trein uit en floot een vrolijk liedje.  Het hoe is een mooi boek, waarvan je net zo veel zin krijgt in lezen als in schrijven.

    dinsdag 25 oktober 2011

    Asociaal

    Buiten het dorp woonde een zogenaamde asociale familie. Mijn vriend Jurgen maakte daar deel van uit, dus ik kwam er vaak en graag. Je kon er anders op de bank zitten dan thuis, je kon bier pakken als je wilde, er was altijd chips. De vloerkleden waren versleten, evenals de stoffering van de stoelen en het rook er altijd een beetje zuur. De jongens en meiden en hun verkeringen buitelden vrijmoedig over elkaar en als je zomaar iemand zoende, desnoods je eigen verkering, dan keek daar niemand van op. Het was lekker en dus deed je dat. Ik kon er goed leren hoe de dingen moesten en konden en had het dus geweldig naar mijn zin.
    Alleen voor de vader van Jurgen had ik een heilig respect. Het heette dat hij zijn zoons sloeg en dat hij  nare dingen deed met zijn dochters. Dat kon best waar zijn. Zijn kinderen en de rest van de eeuwige visite ging hem altijd een beetje uit de weg. De vader van Jurgen was een vrij kleine, zwijgzame man, die laat in de middag thuiskwam op zijn brommer, traag zijn thee dronk en altijd zijn alpinopet ophield, ook in bed waarschijnlijk. Op een zo'n late middag riep de vader van Jurgen me bij zich.
    'Kom eens hier.'
    Ik vond dat ik het niet kon maken geen gehoor te geven aan zijn uitnodiging, ik was tenslotte bezoek en bezoek hoorde zich netjes te gedragen.
    'Jij bent nogal van het dichterlijke type he?' zei hij en hij kneep daarbij gemeen zijn  kleine oogjes samen.
    Ik knikte.
    'Dan zal ik je eens iets laten zien.' Ik knikte en durfde nauwelijks te ademen. Nu was het vast mijn beurt.
    Hij trok de tafella open en haalde er een versleten kartonnen map uit tevoorschijn. Hij opende de map en ik zag iets dat me hogelijk verbaasde. Tientallen vellen mooi, licht vergeeld en glanzend papier, waar in een geweldig mooi schoonschrift, met dikke en dunne lijnen en regelmatige, aan elkaar geschreven schuine letters lange zinnen stonden geschreven.
    'Luister,' zei de vader van Jurgen. 'Ik zal je voorlezen.'
    (En daarna gaat hij me slaan, dacht ik, maar ik liet niet merken dat ik dat dacht)
    Zijn stem was meestal raspend en zijn woorden kortaf, maar nu vloeide zijn stem als een beekje en zijn hand bewoog sierlijk op de cadans. 'De avond heeft de ontroerde golven zacht in sluimering gekust,' zei hij zangerig. ''t Windje doet geen rietpluim wieglen, plompenblad noch roos weerspieglen zich in 't meer, dat zwijgt en rust...' waarna de dichter, ondanks dat er geen wind is, toch een rimpeling in het water ontdekt en dat dan weer vergelijkt met zijn eigen ziel, waar soms ook zomaar een rimpeling ontstaat. 'Dit moest ik overschrijven uit een oud boek, telkens als ik strafwerk had,' zei de vader van Jurgen. 'Maar ik heb het nooit een straf gevonden. Ik vind het mooi. Kijk... "De lente komt van ver, ik hoor hem komen. En de bomen horen, de hoge trilbomen en de hoge luchten, de hemelluchten, de tintellichtluchten, de blauw- en witluchten, trilluchten..." - ik wilde het zo mooi mogelijk overschrijven, dan had ik er voor de rest van mijn leven wat aan.'
    Ik knikte. Ik had zelf iets van Nescio proberen te lezen en volgens mij was dat het enige dat deugde. Dit kon niet goed zijn, vooral niet als het uit de mond kwam van een asociale man. Wat wist die er nu van? Hij bladerde door de andere vellen heen, af en toe een zin reciterend.
    Ondertussen was de zon inderdaad onder de horizon van wuivend koren gekropen. We keken naar buiten naar de rode gloed. Ik rookte een shagje.
    'Ach ja,' zei de vader van Jurgen tenslotte. Hij stond op en liep met een zucht de keuken uit. Misschien om een dochter uit te zoeken om enge dingen mee te doen. Maar misschien ook niet, dacht ik.
    Zes jaar later kreeg Jurgen het in zijn hoofd zijn auto expres tegen een boom aan te rijden.

    donderdag 20 oktober 2011

    God

    Enkele dagen geleden zat ik naast God. Een aardige, ontzagwekkende kerel. Vrij nuchter ook, niet iemand die van artistieke poespas houdt, een man die pas wat zegt als er iets te zeggen valt. Hij is twee meter vijftien groot, hij moet bukken als hij door een deur moet en als hij een hand geeft zul je merken dat die vriendelijk aanvoelt. God is ongeveer 36 jaar, is wereldkampioen K-1 vechten en hij heet Semmy Schilt.  De reden dat ik hem God noemt is dat hij het is - in Japan. Als hij daar uit het vliegtuig stapt is het alsof de grond van het ene op het andere moment een meter zakt. De gehele bewonderende massa gaat ogenblikkelijk voor hem op de knieën. Thuis,  als hij door -laten we zegen- de Herestraat loopt, trekt hij -behalve vanwege zijn lengte en breedte- nauwelijks bekijks. Zijn sport wordt hier slechts door een kleine club mensen op waarde geschat. Het is een vechtsport waarbij je mag boksen, schoppen en knietjes geven. Als je iemand knockout slaat heb je gewonnen. Je krijgt 3 keer 3 minuten om dat voor elkaar te krijgen. Tenzij je zelf knockout wordt geslagen. Als je tegen hem zegt  'Je moet wel gek zijn om je in zo'n ring bewusteloos te laten slaan,' zegt hij: 'Vertel me eens een wat minder stompzinnig cliché'. Nederlanders doen het erg goed in deze sport, terwijl het in Japan het meest populair is. Als je in Tokyo wereldkampioen wordt heb je meteen vier ton binnen. Mijn vriend, de acteur Mads heeft les bij hem. 'Wij kunstenaars krijgen de klappen,' is zijn redenering. 'Het is tijd om terug te vechten.' 'Goed,' heeft Sem gezegd. 'Dan leer je mij toneelspelen, want ooit moet ik ook uitkijken naar een ander beroep.'

    vrijdag 14 oktober 2011

    Wij

    Wij heeft een karakterverandering ondergaan. Ik herinner me van de jaren '80 de briljante showmaster Hennie Huisman, die met zijn Soundmixshow hoge kijkcijfers haalde door, wat men toen noemde, het creëren van een Wij-gevoel. Die Wij was een aardig, sociaal persoon, altijd bereid tot gezelligheid, samenzang en voor elkaar klaarstaan. Met een lied als 'Met zijn allen' wist de Hennie Huisman dat gevoel te bestendigen. Vóór Hennie Huisman was Wij een hippie, die leefde in Hotel California, gezellig jointjes rookte en de oude, corrupte en egoïstische wereld de rug toekeerde. Ach ja, Wij was nog jong. Maar nu. Vanaf eind jaren '90 wordt Wij met z'n allen te dik. En rookt Wij met z'n allen te veel. Help, wat is er aan de hand. Onze overheid blijft Wij maar waarschuwen dat het allemaal misgaat met Wij als hij zo doorgaat. De overheid helpt nog een handje door op sigarettenpakjes te zetten dat dat roken levensgevaarlijk is maar dat haalt niets meer uit helaas. Wij doet de laatste tijd alleen nog maar verkeerde dingen. Gisteren verscheen er zelfs een rapport waarin staat dat wij te kort werkt, te lang op de fiets zit, te lang met de kinderen bezig is - Wij is verdorie bezig de hele economie om zeep te helpen met zijn luie gedrag! Ik weet niet wie die Wij is, ik ben hem in ieder geval niet en ik zie hem ook nergens in mijn omgeving, maar als ik hem tref zal ik eens een hartig woordje met hem spreken.

    Functioneringsgesprek

    Den Haag, juli 2011

    - Piet Hein, kun je even komen?
    - Zeker.
    - Ik zit met die corruptiegevallen op Curacao, ik zit met bewijslast tegen die Holleeder, ik zit met al die eindeloze dossiers die maar dooretteren. Zo lijkt het alsof ons kabinet geen deuk in een pakje boter kan slaan.
    - Ik weet het.
    - Dingen die onder jouw ministerie vallen.
    - Laten we er geen doekjes om winden. Jij mag me niet.
    - Nou...
    - Jij mag me niet en ik mag jou niet. Ik heb mijn best gedaan mijn volledige medewerking aan dit kabinet te geven, ik heb naar mijn beste vermogen mij van mijn ernstige plicht gekweten. Maar om eerlijk te zijn, na een jaar voel ik me hoogst ongemakkelijk. Reeds in het vorige kabinet deed ik niets anders  dan het toedekken van blunders, ten gevolge van allerlei politieke benoemingen. Die blunders blijven maar gebeuren. Vind ik niet erg, ben ik ook voor, maar ik denk dat niet nog eens een gehele regeringsperiode volhoud. Misschien wel als we elkaar zouden mogen. Maar het feit blijft: Jij mag mij niet en ik mag jou niet.
    - Wat wil je?
    - Dat weet je. Ik wil eindelijk wel weer eens gewoon jurist zijn.
    - Maar die functie is... De oppositie zal zeggen...
    - Ik weet wat ze gaan zeggen.
    - De procedure die we moeten volgen...
    - Ik weet welke procedure we moeten volgen.
    - Ik weet niet... Ik weet niet of ik de Kamer zo ver krijg om...
    - Ik weet zeker dat het je zal lukken. Het liefst volgen een staatsrechtelijk zo verantwoord en zo saai mogelijke procedure, het liefst op een wijze waar de pers zo weinig mogelijk aan heeft. Nu ja, ik zou zeggen, je bent vindingrijk genoeg.
    - Je hebt gelijk. Ik mag je niet.
    - Dat weet ik. Prettige vakantie.

    donderdag 13 oktober 2011

    Pulp

    Georges Simenon is een voorbeeldige schrijver. Ik lees éen van zijn kleine romans, De trein. De stijl van het boek past in de naoorlogse traditie, die je ook ziet bij mensen als Heinrich Böll en Graham Greene: tragisch en macho.  Het werk van Greene had altijd op z'n minst een kern van spionageverhalen, Böll schreef Heimkehrromans, bij Simenon ligt altijd het pornografische verhaal op de loer. In De trein is de scène een veewagon, waar in de nacht een grote groep mannen en vrouwen liggen te neuken en vreemd te gaan. Het verhaal houdt verband met de oorlog. De Duitsers komen Frankrijk binnen, een heel dorp besluit de oorlog te ontvluchten, laat alles achter en springt op de trein. Tijdens de rit angst en onzekerheid, mitrailleurbeschietingen, dorst, honger, pies en poep. De hoofdpersoon, het personage door wie het verhaal wordt verteld,  is een gelukkig getrouwde man met één, klein, kind. Een brave kerel, die niet verder kijkt dan zijn neus lang is. Letterlijk niet; zonder bril ziet hij niets. Zijn vrouw en kind komen in een andere wagon terecht en hun wegen scheiden. Onderweg raakt hij gefascineerd door een donkerharige vrouw. Ziet en hoort met afschuw de vrijpartijen van de overige reizigers aan, maar hij gaat tenslotte ook zelf ook voor de bijl - met die mooie donkerharige vrouw. Tot zijn verbazing wordt hij er geweldig gelukkig van en moet hij alles wat hij van en over het leven dacht en begreep herzien.  Zie dus hoe een pornografisch verhaal de basis kan zijn voor een psychologische oorlogsroman. Wie wil schrijven moet ook weten wat voor pulp hem het meest bevalt. Simenon wist dat en daarom is hij een voorbeeldige schrijver.

    woensdag 12 oktober 2011

    Vertalen

    Van de zomer heb ik een opera vertaald. Een kleine opera, maar toch.
    'Vertaald?' vroegen mijn vrienden.  'Uit welke taal?'
    'Oh gewoon,' zei ik zo achteloos mogelijk, 'uit het Italiaans.'
    Heerlijk om die verbaasde/jaloerse gezichten te zien. 'Italiááns? Maar kun je dan...' Enzovoorts. Heerlijk!
    Ik vond dat ik die bewondering na zo'n periode van bijna geen werk wel eens had verdiend.
    Pas daarna zei ik: 'Maar er stond een Duitse vertaling onder, en er was een slechte Engelse vertaling.'
    Waarop mijn vrienden gerustgesteld de oude Jan weer voor zich zagen.
    Daarna vertelde ik dat het best lastig was om de juiste woorden onder de juiste noten te krijgen, dat het best lastig is de zinnen vloeiend en betekenisvol te krijgen, dat het een voortdurende strijd is tussen de invallen die je koestert en de mogelijkheden er iets mee te doen. Dat maakte dan weer minder indruk.
    Hoe dan ook, ik ben best trots op het resultaat. De opera heet 'Il segreto di Suzanna', in mijn vertaling 'Suzanna's geheim'. Het wordt gespeeld door  het Residents Artist Programme van de Nederlandse Reisopera (in het schootsveld der bezuinigingen helaas), en gaat vrijdag 28 oktober in premiere in Concordia in Enschedé en speelt ook nog in Heerlen, Rotterdam en Almelo. Zie de website.

    dinsdag 11 oktober 2011

    Leeftijd

    De naam van het theater in Gorredijk ben ik vergeten, maar de vreemdheid staat me haarscherp voor de geest. Het leek op een antieke stad. H.P. Lovecraft zou er wel raad mee hebben geweten.  Iemand moet ooit een zaaltje hebben gehad, daar was ooit een ander zaaltje tegenaan gebouwd, en daar tegenaan weer een ander zaaltje. Nu vond je zo langzamerhand door de zaaltjes de zaal niet meer. Het complex werd beheerd door Sietse en zijn vrouw Boukje. Sietse was een broos uitziende man van tachtig jaar, met spierwit, wijd uitstaand haar en een enorme rode neus. Boukje was een zachtaardige vrouw van in de vijftig met bolle wangen en ronde borsten. Ze leken erg gelukkig met elkaar, ze keken elkaar herhaaldelijk verliefd aan.
    We wilden de toneellampen inhangen. De zaal waar we moesten optreden was enorm hoog en de toneelverlichting was helemaal aan het plafond bevestigd. Hoe je daar bij moest komen was ons een raadsel. Er was geen lichtbrug, geen 'genie' (een liftwagentje), er was niks. Zelfs onze gitarist, die als hobby bergen beklom, wist niet hoe je het ooit voor elkaar moest krijgen daar een lamp te verwisselen.
    'O, dat komt wel goed, je,' zei Boukje met dat heerlijke ronde Friese accent van haar. 'Drink eerst maar lekker een kopje kofje bij mij in t café.'
    'Maar we willen heus wel...' begon onze zanger.
    'Nee nee,' zei Boukje. 'Ga maar lekker zitten je.'
    We dronken onze koffie. Boukje sprak over haar kleinkinderen, over de vakantie in het Zwarte Woud, over de Rode Staraardappelen die ze vroeger verbouwden, en over Sietse, die van de zomer nog naar Limburg was gefietst. Geen woord over het theater.
    'Maar hoe hangen jullie de lampen nu op?' wilde onze zanger weten.
    'O,' zei Boukje, 'Dat doet Sietse. Kom maar kijken, hij is haast klaar.'
    We liepen terug naar de zaal. De nieuwe lampen waren ingehangen. Midden in de zaal stond een zeven meter hoge ladder opgesteld. Verderop, hoog in de lucht, aan de trekstangen, hing Sietse. Hij trok zichzelf aan zijn armen omhoog, hing met één been aan de trekstang en manoeuvreerde lenig als een aap van de ene trekstang naar de ander. De witte kuif flitste zwierig door de ruimte. We hielden onze adem in.
    'Is dat niet gevaarlijk?' vroegen we.
    'Dat zijn we zo gewend,' zei Boukje. 'Het is altijd goed gegaan.' En ze fluisterde:  'Maar niks tegen de inspectie zeggen hoor.'
    'Goeie,' riep Sietse vrolijk uit de hemelen.
    'Ons Sietse wordt wel ouder hoor,' zei Boukje nog zachter. 'Er moet wel wat veranderen. We hebben het er over gehad. Onze kinderen denken er aan om wieltjes onder de ladder te zetten.' En nog zachter zei ze 'Maar weet je wat het is? Sietse wil daar nog niks van weten, zie? Hij is nog lang niet aan de Leeftijd toe...'

    maandag 10 oktober 2011

    Schrijfhulp

    Ik heb nu zoveel schrijfhulpboeken in huis dat het een beetje belachelijk wordt. De meeste komen uit Amerika en ze verkondigen de wildste theorieën. Schrijfgoeroe zijn is big business geworden. Meestal zijn het mannen die zelf geen scenario of boek hebben kunnen schrijven en hebben ontdekt dat ze met veel mystificatie en poeha onzekere schrijvers aan zich hebben weten te binden, met prachtige termen als, ik noem er maar een paar, 'plotpoints', 'storyworlds', 'premisses', 'three act structures'. De overeenkomst tussen deze mannen is dat ze a) een nieuwe term introduceren, bijvoorbeeld  de meest belachelijke, 'de 22 bouwstenen en b) andere heren afkatten of zelfs voor gevaarlijk verklaren. Meneer 22 bouwstenen vindt bijvoorbeeld meneer 3 -acte structuur le-vens-ge-vaarlijk! Het lijkt een beetje op hoe minder briljante professoren elkaar dwars proberen te zitten door vals te spelen,  door kwaad te spreken en door te snoeven.  De Nederlander Paul Ruven heeft boeken geschreven met titels als 'Rijk worden door 1 zin', waarin wordt beweerd dat je door een verhaalidee te 'pitchen' in Hollywood geheid binnen kon lopen. Dat is tot nu toe niemand gelukt. Kantoormensen van agenten aldaar vroegen zich af waar ze toch die onzinnige mailtjes en brieven uit Nederland aan te danken hadden. Ikzelf denk dat je geen verhalen hoeft te verzinnen. Ze zijn er gewoon. Ze zijn er altijd al geweest. Het is alleen de kunst ze goed op te schrijven. En dat is verduveld moeilijk. En als je dat eenmaal kunt wil dat nog lang niet zeggen dat je er rijk en beroemd mee wordt.

    zondag 9 oktober 2011

    Huid

    Ik kijk naar mijn hals. In het midden ervan is een rimpelig stuk vel dat ik nog niet eerder had gezien. Ik trek eraan. Het komt futloos naar voren. Ik laat los. Het stukje huid veert niet terug, het blijft staan. Mijn vader had vroeger ook zo'n hals. Ik vroeg me toen af: hoe zou hij dat scheren? Nu weet ik het: je trekt het blijkbaar strak en hup gaat het met het scheermesje. Het proces gaat onmerkbaar langzaam, maar gaandeweg ben ik steeds gekkere gezichten gaan trekken voor de spiegel om mijn huid scheerbaar te houden. Mijn neus gaat de lucht in, ik rol met mijn ogen (het is niet de bedoeling naar het plafond te kijken, maar naar de spiegel) en mijn linkerhand die de huid extra strak moet houden zakt in de loop der jaren steeds verder af naar mijn borst. Verschrikt kijk ik naar mijn voorland, de mannen die nog ouder zijn dan ik, de mannen met de schildpaddenhalzen, de mannen met het herfstgebladerte onder de kin, de mannen, denk ik, met een huid als van een versleten kussen, waarvan de inhoud in de loop der jaren is verdwenen. Ik heb zo'n kussen op mijn bed liggen. Hij ligt heerlijk. Het is mijn kussen. Ik wil geen ander.

    vrijdag 7 oktober 2011

    Liefhebbers

    Bijna bewonderenswaardiger dan de topsporters zijn de liefhebbers van sport. Liefhebber van iets zijn vind ik al heel wat, bijvoorbeeld liefhebbers van muziek, van vrouwen, van speelgoedautootjes, van mannen of van mooie spullen, maar de liefhebbers van sport steken er in hun toewijding er toch wel met kop en schouder bovenuit. O, als je maar één procent het leven zo kunt omarmen als een sportliefhebber hun sport. Want als een sportliefhebber één ding niet is, dan is dat cynisch. De volledige overgave van de sportliefhebber, de verzaligde en extatische high bij een overwinning van hun helden en de zwarte, diepe droefheid bij verlies, op een manier waarbij woorden tekortschieten, maakt dat de liefhebber een held van zichzelf is. Niemand staat dichter bij de Grote Emoties als de sportliefhebber. Schrijven over sport schiet tekort omdat het maar een zwak, intellectueel, aftreksel is van de fysieke, luidruchtige, dierlijke extase die bij het werkelijke beleven van het Sportmoment om de hoek komt kijken. Maar toch, ook dat is al heel wat. Wie over sport schrijft is beperkt. Literatuur vraagt tegenwoordig om een zekere afstand tot de materie, de toon kan gereserveerd zijn. Bij sport past maar één toon: die van de lof. De dithyrambe. Was ik maar sportliefhebber.

    dinsdag 4 oktober 2011

    Gedemoniseerd

    Het tafelgesprek van gisteren ging over eten. Dat is niet zo verwonderlijk, want het onderwerp van gesprek lag voor ons, op ons bord. We hadden het over de morele connotaties van eten. Telkens gaat het bij eten meteen over hoe ongezond het is en waar je kanker van krijgt. De naam Mac Donalds valt in een eetgesprek even vaak als de naam van Wilders in een gesprek over politiek. Op de een of andere manier wordt dat wat je met veel zorg hebt bereid, en wat mooi gerangschikt op je bord ligt, steeds verdachter. Als de overheid campagnes voert tegen obesitas, gaan de campagnes in de stijl van 'We eten met z'n allen te veel. We moeten met z'n allen minder eten.' Iedereen wordt aangesproken, zelfs de mensen die alleen maar vogelvoer eten. Eten is verkeerd. Tout court. Misschien is het een onbedoeld  effect, maar door die voortdurende negatieve connotaties wordt iets wat je gewoon nodig hebt om te overleven keihard gedemoniseerd. Het effect is contraproductief. Mensen doen hun best om het goed te doen en aanvaarden grauwheid en smakeloosheid als norm. Geen wonder dat de ketenhamburger en het porno-ijs als uiting van pure vrijheid wordt gevoeld.  'Fok it,' zeiden we en lieten ons het toetje (koffie met een prachtige sinaasappel) goed smaken.

    Huis

    In De Pers, het krantje dat af en toe in de trein ligt, las ik een lang artikel over onze vooruitzichten als de financiele crisis ook ons treft. Die zijn niet best. Onze huizen worden goedkoper dan dat we aan hypotheek betalen. De hypotheken kunnen we overigens niet meer betalen omdat we onze  banen kwijtraken. We zullen onze huizen moeten verkopen om onze schulden te kunnen betalen, want de banken willen wel hun centen blijven zien. We eindigen in de goot. We hebben alleen nog maar schulden. Heel erg allemaal. 'Ik heb het ook gelezen,' zei mijn vrouw. 'Ze willen dat we onze huizen zo snel mogelijk verkopen. En wie willen dat? De banken. En waarom willen die dat? Gewoon om geld te verdienen. Het is paniek zaaien om een beetje winst.' Pas toen viel me op hoe geraffineerd het artikel was geschreven. Ik las ook in de trein een boekje van Simenon, dat toevallig 'De trein' heet. Mensen vluchten uit hun huis, als de Duitsers komen. Ze laten kippen en katten achter, zetten de konijnenhokken open, doen de deuren niet op slot en stappen met een minimum aan bagage in een trein naar het Zuiden. Ik keek naar ons huis. De zon ging onder. De kastanje in de tuin verliest nu snel zijn blaadjes. Ik luisterde naar het droge geritsel. Alles ziet er nog goed uit. Mij krijgen ze niet bang.

    vrijdag 30 september 2011

    Intelligent

    Wij vonden onze kinderen 'intelligent', wat voor ons zeker een waardeoordeel was, maar we waren ruimhartig genoeg om ook de kinderen waarmee onze kinderen overweg konden 'intelligent' te vinden. Dat zeiden we ook tegen de ouders van het buurjongetje. 'Ja, maar dat hij een conflictje heeft met de juf, dat komt omdat hij zo intelligent is,' zeiden we dan. De ouders waren doodgoeie mensen. Hun ogen lichtten op, als we hun zoon, hun enigst kind, intelligent noemden. 'De juffen begrijpen hem niet. Dat komt omdat zij minder intelligent zijn,' legden we uit. De moeder kon lekker koken en als we werden uitgenodigd kwamen we er graag. Meestal ging het gesprek over het onderscheid tussen mensen die wel en mensen die niet intelligent waren. Toen het moment van de schoolkeuze was gekomen kon er dan ook geen twijfel over bestaan. Onze kinderen gingen naar het VWO. Hij dus ook. 'Denk je echt?' vroeg de vader. 'Zeker weten,' zeiden we. Na het gesprek scheidden onze wegen. Wij verhuisden. De zoon ging naar het VWO, kon moeilijk wennen, zakte naar de havo, zakte naar de mavo, was thuis niet te handhaven, vernielde bushokjes, terroriseerde buspassagiers, werd handelaar in verboden waar en verkeerde in kringen waar onze kinderen van huiverden. 'Het gaat niet goed met hem,' zeiden onze kinderen, als ze hem wel eens tegen kwamen. 'Ach ja, zo gaan die dingen,' zeiden we dan.
    Als intelligent mens kun je je niet overal verantwoordelijk voor voelen.