vrijdag 24 februari 2012

Monotoontje 4


Die dag lag de kantine bezaaid met papiersnippers. De vier versnipperaars knorden onophoudelijk. Studenten stonden in de rij om de nieuwe Monotoontje aan de vergetelheid toe te vertrouwen.  Kees stond er bij, met zijn hoed op. ‘Alles voor de kindertjes in Afrika,’ zei hij. De hoofdredacteur van Monotoontje, Roeland Betjeman, stond er op een afstand zwijgend naar te kijken. Hij zag hoe sommigen ook gelijk de oudere Monotoontjes maar meenamen, waren ze daar ook maar weer van af. Het deed pijn. Natuurlijk waren er ook studenten die de hele actie van mijn vriend Kees en zijn vrienden belachelijk vonden en niets met die brutale rotjongens te maken wilden hebben, maar zij waren helaas een minderheid. Die het nog moeilijk had ook, want ze werden op hun niet-actiebereidheid aangesproken. Men vond hun anti-snipperhouding asociaal. 
Zestig procent van de oplage verdween ongelezen in de blauwe afvalzakken. Maanden later, toen alles al lang achter de rug was, werden er nog snippers teruggevonden onder de verwarmingsradiatoren in de kantine.

De redactie van Monotoontje had een nieuwe strategie bepaald. Toen bleek dat DE BREKER niet met redelijke woorden te bestrijden was, besloot de redactie tot een stilte. De anders zo praatgrage redactieleden repten met geen woord over de hele kwestie, in de hoop dat DE BREKER het dan wel voor gezien zou houden.

Helaas. De nieuwe aflevering van DE BREKER kopte:

WAT SNEU! 
HEEFT MONOTOONTJE ZIJN MONDJE VERLOREN?


Daaronder een artikel waarin de redactieleden werden neergezet als 'bibberende geitjes, die in het warme huisje van hun moeder heel wat voor dachten te stellen', maar die door hete echte leven verpletterd werden.

DE BREKER werd hoe langer hoe populairder. Adverteerders begonnen uit zichzelf te vragen naar mogelijkheden om hun advertenties op de muurkrant te plaatsen in plaats van in het al tientallen jaren bestaande en gerenommeerde schoolkrant. Sommige redactieleden zeiden zachtjes tegen elkaar dat ze best ook wel voor DE BREKER wilden werken. De populariteit sprak ze aan. Kwaliteit is mooi, maar je moet natuurlijk wel gelezen worden, zo begin men te redeneren. En bovendien, is veel gelezen worden eigenlijk niet de definitie van kwaliteit? Op lerarenbijeenkomsten werd beschaafd gegniffeld om de streken van de jongens van DE BREKER. Vooral door de docenten die niet in de artikelen te grazen werden genomen. Gebezigde termen als 'Wat sneu!' werden niet alleen door de studenten overgenomen, je hoorde die kreet ook af en toe in de docentenkamer.

(Ik moet je zeggen dat ook ik in die tijd mijn vriend Kees benaderde. Ik had een verhaal geschreven en ik vroeg hem of hij het wilde lezen, met de bedoeling het te publiceren. Toen hij het aantal pagina’s zag begon hij zwaar te zuchten. Hij las een alinea, greep naar zijn hoofd, zuchtte nog eens, las een tweede alinea, wreef in zijn ogen en zei: ‘Het spijt me, maar dit is intellectuele bagger. Misschien moet je daarmee naar een vrouwendichtclub of zo, ik heb het te druk hiervoor. Jij denkt dat het over mooi schrijven gaat. Maar daar gaat het helemaal niet over. Je moet ervoor zorgen dat er wat gebeurt. Dat je iets veroorzaakt! Niemand leest om iets te lezen.’ Ik was teleurgesteld, maar ik moest hem ergens wel gelijk geven). 

Een maand later, een maand van onophoudelijke schimpscheuten en verdachtmakerijen, afgewisseld met flauwe moppen, belachelijke scheldrijmpjes en af en toe een werkelijk goede zin, werd er bij de ouders van Kees aangebeld. Kees deed open. Het regende. Roeland Betjeman stond op de stoep. Zijn gezicht was kletsnat en niet alleen van de regen.

Morgen: slot.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten