zondag 9 oktober 2011

Huid

Ik kijk naar mijn hals. In het midden ervan is een rimpelig stuk vel dat ik nog niet eerder had gezien. Ik trek eraan. Het komt futloos naar voren. Ik laat los. Het stukje huid veert niet terug, het blijft staan. Mijn vader had vroeger ook zo'n hals. Ik vroeg me toen af: hoe zou hij dat scheren? Nu weet ik het: je trekt het blijkbaar strak en hup gaat het met het scheermesje. Het proces gaat onmerkbaar langzaam, maar gaandeweg ben ik steeds gekkere gezichten gaan trekken voor de spiegel om mijn huid scheerbaar te houden. Mijn neus gaat de lucht in, ik rol met mijn ogen (het is niet de bedoeling naar het plafond te kijken, maar naar de spiegel) en mijn linkerhand die de huid extra strak moet houden zakt in de loop der jaren steeds verder af naar mijn borst. Verschrikt kijk ik naar mijn voorland, de mannen die nog ouder zijn dan ik, de mannen met de schildpaddenhalzen, de mannen met het herfstgebladerte onder de kin, de mannen, denk ik, met een huid als van een versleten kussen, waarvan de inhoud in de loop der jaren is verdwenen. Ik heb zo'n kussen op mijn bed liggen. Hij ligt heerlijk. Het is mijn kussen. Ik wil geen ander.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten