dinsdag 25 oktober 2011

Asociaal

Buiten het dorp woonde een zogenaamde asociale familie. Mijn vriend Jurgen maakte daar deel van uit, dus ik kwam er vaak en graag. Je kon er anders op de bank zitten dan thuis, je kon bier pakken als je wilde, er was altijd chips. De vloerkleden waren versleten, evenals de stoffering van de stoelen en het rook er altijd een beetje zuur. De jongens en meiden en hun verkeringen buitelden vrijmoedig over elkaar en als je zomaar iemand zoende, desnoods je eigen verkering, dan keek daar niemand van op. Het was lekker en dus deed je dat. Ik kon er goed leren hoe de dingen moesten en konden en had het dus geweldig naar mijn zin.
Alleen voor de vader van Jurgen had ik een heilig respect. Het heette dat hij zijn zoons sloeg en dat hij  nare dingen deed met zijn dochters. Dat kon best waar zijn. Zijn kinderen en de rest van de eeuwige visite ging hem altijd een beetje uit de weg. De vader van Jurgen was een vrij kleine, zwijgzame man, die laat in de middag thuiskwam op zijn brommer, traag zijn thee dronk en altijd zijn alpinopet ophield, ook in bed waarschijnlijk. Op een zo'n late middag riep de vader van Jurgen me bij zich.
'Kom eens hier.'
Ik vond dat ik het niet kon maken geen gehoor te geven aan zijn uitnodiging, ik was tenslotte bezoek en bezoek hoorde zich netjes te gedragen.
'Jij bent nogal van het dichterlijke type he?' zei hij en hij kneep daarbij gemeen zijn  kleine oogjes samen.
Ik knikte.
'Dan zal ik je eens iets laten zien.' Ik knikte en durfde nauwelijks te ademen. Nu was het vast mijn beurt.
Hij trok de tafella open en haalde er een versleten kartonnen map uit tevoorschijn. Hij opende de map en ik zag iets dat me hogelijk verbaasde. Tientallen vellen mooi, licht vergeeld en glanzend papier, waar in een geweldig mooi schoonschrift, met dikke en dunne lijnen en regelmatige, aan elkaar geschreven schuine letters lange zinnen stonden geschreven.
'Luister,' zei de vader van Jurgen. 'Ik zal je voorlezen.'
(En daarna gaat hij me slaan, dacht ik, maar ik liet niet merken dat ik dat dacht)
Zijn stem was meestal raspend en zijn woorden kortaf, maar nu vloeide zijn stem als een beekje en zijn hand bewoog sierlijk op de cadans. 'De avond heeft de ontroerde golven zacht in sluimering gekust,' zei hij zangerig. ''t Windje doet geen rietpluim wieglen, plompenblad noch roos weerspieglen zich in 't meer, dat zwijgt en rust...' waarna de dichter, ondanks dat er geen wind is, toch een rimpeling in het water ontdekt en dat dan weer vergelijkt met zijn eigen ziel, waar soms ook zomaar een rimpeling ontstaat. 'Dit moest ik overschrijven uit een oud boek, telkens als ik strafwerk had,' zei de vader van Jurgen. 'Maar ik heb het nooit een straf gevonden. Ik vind het mooi. Kijk... "De lente komt van ver, ik hoor hem komen. En de bomen horen, de hoge trilbomen en de hoge luchten, de hemelluchten, de tintellichtluchten, de blauw- en witluchten, trilluchten..." - ik wilde het zo mooi mogelijk overschrijven, dan had ik er voor de rest van mijn leven wat aan.'
Ik knikte. Ik had zelf iets van Nescio proberen te lezen en volgens mij was dat het enige dat deugde. Dit kon niet goed zijn, vooral niet als het uit de mond kwam van een asociale man. Wat wist die er nu van? Hij bladerde door de andere vellen heen, af en toe een zin reciterend.
Ondertussen was de zon inderdaad onder de horizon van wuivend koren gekropen. We keken naar buiten naar de rode gloed. Ik rookte een shagje.
'Ach ja,' zei de vader van Jurgen tenslotte. Hij stond op en liep met een zucht de keuken uit. Misschien om een dochter uit te zoeken om enge dingen mee te doen. Maar misschien ook niet, dacht ik.
Zes jaar later kreeg Jurgen het in zijn hoofd zijn auto expres tegen een boom aan te rijden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten