maandag 22 april 2019

Koorgevoel.

Ik was in de schouwburg bij de Nederlandse premiere van ‘Vergeef ons’, van Guy Cassiers, naar het boek van A. M. Homes. De enscenering kwam erop neer dat de acteurs in een soort boy-band opstelling achter een vijftal microfoons staan en zo hun monologen, dialogen en kleine scenes spelen. Het is een mooie manier om een roman te bewerken; personages kunnen hun gedachten uitspreken, je hebt eigenlijk geen decor nodig, wat maakt dat het decor juist heel expressief kan zijn, en sprongen in de tijd zijn heel makkelijk te maken, je zegt gewoon: ‘Een maand later’ of iets dergelijks. Lang geleden, toen de dramatische vorm, met enkel dialoog en logische, aansluitende scenewisselingen op z’n hoogtepunt was, in de tijd van Racine en Corneille, zei Corneille al: ‘De roman, zoals die zich nu ontwikkelt is eigenlijk beter dan de toneelvorm; je kunt vanuit het hoofd van je personage schrijven en een moment later kun je een berglandschap beschrijven en in woorden tot leven wekken. Je kunt honderden personages opvoeren zonder aan de kosten te hoeven denken en je bent niet beperkt in je hoeveelheid tijd, een roman kan vijftien bladzijden zijn, maar ook tweeduizend. De mogelijkheden zijn eindeloos.’
Naar een toneelstuk kijk je anders dan naar een film. We vinden het niet vreemd dat een acteur op het toneel meerdere personages speelt. Een decor kan meerdere locaties voorstellen, geluid en belichting maken intimiteit en vergezichten mogelijk. Als het goed gedaan is blijft de suggestie zo sterk dat het publiek even goed gelooft er bij geweest te zijn, als bij een film, de televisie of een roman.
Hoe nieuw de boy-band opstelling ook lijkt, volgens mij is dit de oudst denkbare verhalende theatervorm. Een koor van zangers, sprekers en dansers komen op een moment tijdens de grote Dionysos-feesten op en blaten hun zangen het publiek in. Op een zeker moment komt iemand op het idee een van de acteurs het personage uit te laten beelden waar het verhaal over gaat. Iemand die over zichzelf ‘ik’ zegt. Dat heeft de weg vrijgemaakt voor het toneel zoals we dat lang hebben gekend, met deuren, sofa’s en een tafeltje met sterke drank. Het Koor is daaruit vrijwel verdwenen. Soms had je een toneelstuk dat begon met dienstboden die met plumeaus de meubels aan het afstoffen waren en roddelden over meneer en mevrouw die zo wel thuis zouden komen. Daardoor kreeg het publiek te weten wat het moest weten. De dienstboden zijn in dit soort stukken de overblijfselen van het Koor. Maar nu, in deze vorm, bij het stuk dat ik zag, is het Koor in feite helemaal terug.
Puur door suggestie, theatertechniek en steengoed acteren zien we het wonder weer gebeuren: een aantal mensen vertelt een verhaal, dat ons meesleept en doet lachen en ontroeren, op een manier die ons gedurende een paar uur op een ander plan brengt. Om daarna verkwikt de werkelijkheid weer tegemoet te kunnen treden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten